9789033131707

Ds. A. Moerkerken De leeuw heeft gebruld T i e n o v e r d e n k i n g e n o v e r A m o s DEN HERTOG – HOUTEN

Foto omslag: de woestijn van Juda, waar ook Tekóa lag, de woonplaats van de profeet Amos. © 2022 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3170 7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige anderemanier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 Inhoud Woord vooraf 7 1. Amos, de veeherder van Tekóa 9 De woorden van Amos, die onder de veeherders was van Tekóa... Amos 1:1a 2. Gods oordeel over de wereld 23 Alzo zegt de Heere: Om drie overtredingen van Damascus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Gilead met ijzeren dorswagens hebben gedorst. Amos 1:3 3. Gods aanklacht tegen Zijn Kerk 39 En Ik heb sommigen uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot nazireeërs; is dit niet alzo, gij kinderen Israëls? spreekt de Heere. Maar gijlieden hebt den nazireeërs wijn te drinken gegeven, en gij hebt den profeten geboden, zeggende: Gij zult niet profeteren. Zie, Ik zal uw plaatsen drukken, gelijk als een wagen drukt die vol garven is. Amos 2:11-13 4. De redding van de kinderen Israëls 55 Alzo zegt de Heere: Gelijk als een herder twee schenkels of een stukje van een oor uit des leeuwen muil redt, alzo zullen de kinderen Israëls gered worden, die daar zitten te Samaria, in den hoek van het bed en op de sponde van de koets. Amos 3:12

6 5. Israël moet God ontmoeten 71 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israël; omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten. Amos 4:12 6. Een oproep tot het huis Israëls 88 Want zo zegt de Heere tot het huis Israëls: Zoekt Mij, en leeft. Amos 5:4 7. De dag des Heeren misverstaan 103 Wee dien, die des Heeren dag begeren!Waartoe toch zal ulieden de dag des Heeren zijn? Hij zal duisternis wezen, en geen licht. Amos 5:18 8. Amos de ziener 119 Daarna zeide Amázia tot Amos: Gij ziener, ga weg, vlied in het land van Juda; en eet aldaar brood en profeteer aldaar. Amos 7:12 9. Een honger in het land 135 Zie, de dagen komen, spreekt de Heere Heere, dat Ik een honger in het land zal zenden: niet een honger naar brood noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des Heeren. Amos 8:11 10. Amos brengt Gods heilsbelofte 151 Te dien dage zal Ik de vervallen hut vanDavid wederoprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, wederoprichten, en zal ze bouwen als in de dagen vanouds; opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel van Edom en al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de Heere, Die dit doet. Amos 9:11 en 12

7 Woord vooraf Het zal maar gebeuren in je leven: als dienstknecht van God uitgezonden te worden naar het buitenland.Dat was precies wat Amos overkwam in de zesde eeuw voor Christus. Hij leefde in Judea, in het rijk van de twee stammen, en hij moest naar Israël, naar de tien stammen. Daar in het noorden was niet zoveel volk van God meer over. Toch moest hij ernaartoe. Daar kwamnog wat bij: Amos was maar een eenvoudige boer. Geen domme boer – o nee, integendeel! Maar wel een boer die nog nooit op een profetenschool was geweest, geenmenselijke opleiding had genoten. Toch is Amos gegaan. Wat gaf hem de kracht, de moed? Gód had gesproken in zijn leven. Hij had het gehoord en hij had gebeefd. Het was hem geweest alsof hij een leeuw hoorde brullen in het stille veld, in de donkere nacht. Over deze profeet en over deze boodschap gaat dit boek. Het bevat preken die door de auteur in de loop der jaren op verschillende plaatsen zijn uitgesproken. Het zou niet tot stand zijn gekomen zonder de inzet van Adriaan Bouman van Uitgeverij Den Hertog en zonder de nauwkeurige redactionele arbeid van Anthon Bel en van Anja Lagendijk-Noordzij. Aan hen betuig ik mijn hartelijke dank en waardering. Het is mijn stille bede dat de Heere dit boek wil gebruiken omZijn arme en vaak zo neergebogen kinderen te onderwijzen en te sterken. Capelle aan den IJssel, najaar 2022 ds. A. Moerkerken

9 – 1 – Amos, de veeherder van Tekóa De woorden van Amos, die onder de veeherders was van Tekóa... Amos 1:1a Ons tekstwoord wijst ons op: Amos, de veeherder van Tekóa. 1. De persoon van Amos; 2. De God van Amos; 3. De woorden van Amos. We letten ten eerste op de persoon van Amos. We lezen dat hij een veeherder was en dat hij woonde in Tekóa. Er staat verderop in het boek Amos nog wel meer over zijn persoon. We willen ook letten op de tijd waarin hij leefde en op de omstandigheden waaronder hij heeft geprofeteerd, opdat wij met Gods hulp het boek des te beter mogen verstaan. De tweede gedachte: de God van Amos. Het is heel opmerkelijk hoe in het boekAmos geschrevenwordt over de Heere. Er staat in vers 2: ‘De Heere zal brullen uit Sion.’Zo begint dit hoofdstuk.Het laat zien hoe de Heere, de God van Amos, Zich in dit Bijbelboek openbaart. De derde gedachte: dewoorden vanAmos.Dit loopt natuurlijk door tot inhoofdstuk 9.Wewillenbij het begin vandiewoorden stilstaan. In ons hoofdstuk lezen we de eerste profetie die hij uitgesproken heeft tegen Damascus. 1. De persoon van Amos De profeet Amos is een van de kleine profeten. U weet wel dat wij de profeten in de Bijbel onderscheiden in de vier grote profeten, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël, en dan de twaalf kleine profe­

10 ten. Ze stonden bij de Joden op één boekrol: de Twaalfprofetenrol genaamd. Ook in onze Bijbel is het niet zo’n groot gedeelte, maar ‘kleine’ profeten betekent niet dat hun betekenis klein is.Alle twaalf hebben ze een buitengewone betekenis gehad. De laatste profeet, Maleáchi, leefde in de tweede helft van de vijfde eeuw voor Christus, ongeveer in de tijd van Nehemia. De vroegste van de kleine profeten is waarschijnlijk Amos geweest. We zullen nog horen wanneer hij leefde. De volgorde waarin de boeken van de twaalf kleine profeten in de Bijbel staan, is toch veelal wel de volgorde van de tijd waarin zij leefden. Hoséa, de grootste – met veertien hoofdstukken – was een tijdgenoot van Amos. Hij was iets jonger, maar ze hebben elkaar hoogstwaarschijnlijk gekend. Joël heeft ook heel vroeg geprofeteerd. Twaalf kleine profeten,wat zijn ze veelal onbekend! Als we ze lezen aan tafel, dan denken we vaak: wat betekent dit toch allemaal? Nu is Amos zeker niet het moeilijkste boek. Hij was een boer, zijn taal was eenvoudig en onopgesmukt. Toch zijn er ook in Amos gedeelten waarvan wij zeggen: we hebben een Uitlegger nodig. De Heere schenke ons het licht van Zijn Geest. ‘De woorden van Amos’, staat er, ‘die onder de veeherders was van Tekóa, dewelke hij gezien heeft over Israël.’ ‘Dewelke hij gezien heeft’, dat is wel heel opmerkelijk.Woorden kun je wel horen,maar je kunt ze toch niet zien? Dat is al de eerste moeilijkheid. U moet dan weten dat het woordje ‘woord’ – in de Hebreeuwse taal ‘dabar’ – ook vertaald kan worden met ‘zaak’. Bij ons kunnen een woord en een daad heel verschillend zijn. De woorden kunnen prachtig zijn, terwijl de daden ontbreken.Maar in de Bijbel is eenwoord een daad. Dat komt omdat het eerste woord dat in de Bijbel gesproken is een woord van God is en dat was gelijk een daad. ‘Daar zij licht, en daar wérd licht.’ ‘Want Hij spreekt, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er.’ Daarom is het voor een Jood helemaal niet vreemd om te zeggen dat je een woord kunt zien.

11 Maar er ligt nogmeer in.Dewoorden dieAmos gezien heeft – daarin ligt ook de gedachte dat Amos niet alleen woorden van de Heere heeft gehoord, maar dat hij ook dingen van Godswege heeft gezien. Er staan vijf visioenen in dit boek. We hopen deze te overdenken. U kent het visioen wel dat de Heere op die scheve muur stond en een paslood in Zijn hand had en dat de Heere dat langs die muur hield.Dan lezenwe: ‘En deHeere zeide tot mij:Wat ziet gij,Amos?’ Daaromstaat er ook: dewoorden vanAmos dewelke hij gezien heeft. Amos was een veeherder en hij was ook een landbouwer. In hoofdstuk 1 vers 1 lezenwe dat hij was onder de veeherders van Tekóa. In hoofdstuk 7 vers 14 lezen we dat Amos zegt: ‘Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon, maar ik was een ossenherder en las wilde vijgen af.’ We horen meteen wat voor vee hij had: ossen, en we lezen dat hij ook landbouwer was. Hij was dus boer. Dat Amos was onder de veeherders van Tekóa betekent niet dat hij elke dag met de kudde van zijn baas door de velden trok. Nee, het woord dat hier voor veeherder gebruikt wordt wijst erop dat Amos zélf vee had. Hij was niet in dienst van iemand, maar hij had zelf een kudde, dus hij was een welgesteld man. De veeherders hadden de gewoonte rond te trekken, zoals de broers van Jozef dat ook deden. Ze trokken dus met hun kudden van oord tot oord. Overal waar het gras groen was en waar weidegronden waren, daar trokken ze heen. Dat deden ze in groepen. In Tekóa, een dorpje aan de westkant van de woestijn in Judea, een uur of vier lopen ten zuiden van Jeruzalem, waren meer veeherders. En als deze van weidegrond naar weidegrond trokken, deden ze dat gezamenlijk. Waarom deden ze dat? Omdat er in die dagen veel dieven en rovers waren. Die rondtrekkende groep noemde men ‘de veeherders van Tekóa’. Er waren ook veeherders van Bethel en van Bethlehem en dus ook van Tekóa. Deze herders trokken het hele land door. Zodoende kwam Amos niet alleen in het rijk van de twee stammen, waar hij

12 woonachtig was,maar ze gingen ook wel de grens over, het rijk van de tien stammen in, in de buurt van Bethel, ja tot het hoge noorden, tot in Dan toe. Maar Amos kweekte ookmoerbeziënvijgen,wilde vijgen. In vers 14 van hoofdstuk 7 lezenwe: ‘ik…las wilde vijgen af.’ Ook zo voorzag hij in zijn onderhoud. Kennelijk had hij grote moerbeziënboomgaarden gekweekt en dat was ook een deel van zijn beroep. ‘Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon…’, zegt Amos. Dat betekent dat hij nooit op een profetenschool was geweest. Waren die er dan? Ja, er waren in Israël ook wat wij zouden noemen ‘theologische scholen’. In Bethel was er een profetenschool en in Gilgal en in Jericho waren ze er ook. Elia en Elisa hadden die profetenscholen geleid. Er waren tientallen jonge profeten in opleiding. Daar was niets verkeerds mee. U moet niet denken dat dat allemaal onbekeerde mensen waren. Nee, we weten wel beter. ‘De zonen der profeten’, zoworden ze genoemd. Dat betekent niet dat hun vaders profeten waren, maar dat betekent dat het jonge profeten waren die werden opgeleid. Amos had zo’n opleiding nooit genoten.Wij zouden nu zeggen: hij was dominee op artikel 8, met singuliere gaven van God bedeeld. Zonder vorming op een school. De Heere had hem op zekere dag zomaar van achter de kudde vandaan geroepen. Nu wil dat niet zeggen dat hij toen zijn kudde in de steek gelaten heeft; dat lezen we niet.Maar hij is wel profeet in ’s Heeren dienst geworden. Toen kreeg hij van deHeere eenmoeilijke opdracht.We lezen dat al in de eerste woorden: ‘De woorden van Amos, die onder de veeherders was van Tekóa, dewelke hij gezien heeft over Israël ...’ U zult misschien vragen: Wat is dat voor bijzonders? Dat is toch logisch dat hij dat gezien heeft over Israël? Maar als u een trouwe Bijbellezer bent, zult u wel weten wat het verschil is tussen Juda en tussen Israël. Na de dood van koning Salomo, in het jaar 930 voor

13 Christus, is het rijk gescheurd. Twee stammen in het zuiden, Juda en Benjamin, waarover Davids huis bleef regeren, en tien stammen in het noorden. Die tien stammen worden later genoemd: Israël of ook wel: Efraïm, naar de grootste van de tien stammen. Dus als hier staat dat Amos heeft geprofeteerd over Israël en dat hij woonde in Tekóa, dan betekende dit dat hij door de Heere naar het buitenland werd gestuurd. Dat hij dus niet mocht profeteren, zoals de meesten van de profeten, tot de twee stammen, waarover Davids huis regeerde. In Juda had de Heere verreweg Zijn meeste knechten en Zijnmeeste volk.Maar Amosmoest naar dat Tienstammenrijk,waar de Heere heel weinig knechten had. God had daar wel Zijn knechten gehád. Dan zijn daar twee namen die met ere moeten worden vermeld. Kent u ze? Twee mannen die in het Tienstammenrijk hebben geprofeteerd: Elia en Elisa. Elisa is nog niet zo lang geleden gestorven wanneer Amos door de Heere geroepen wordt. Hij moet naar het noordelijke rijk van de tien stammen en dan moet hij de plaats gaan innemen van Elisa. U begrijpt wel dat dit voor Amos eenmoeilijke opdracht was. Veel liever was hij in Juda gebleven, waar de tempel stond, waar de ark was, die van Gods gunst getuigt, waar elk Zijn Naam belijdt en roemt. De plaats waar de Heere wilde wonen en tronen tussen de cherubs. Maar hij moest naar de tien stammen. Een broedervolk, jawel,maar er was een heel diepe scheur geslagen. Tijdens de regering van Rehábeam, de zoon van Salomo, is het rijk gescheurd. Twee rijken kwamen er toen: het Tweestammenrijk en het Tienstammenrijk. De eerste koning na Salomo’s dood die regeerde over Israël, over de tien stammen dus, was Jeróbeam, de zoon van Nebat. Jeróbeam zag met lede ogen hoe zijn onderdanen drie keer in het jaar naar het zuiden gingen, naar de tempel in Jeruzalem. Dat waren ze zo gewend. Om nu zijn mensen vast te houden en aan zijn rijk te binden, heeft Jeróbeam wat vreselijks gedaan. Iets wat in de Bijbel genoemd

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==