7 Hoofdstuk 1 ‘Hé luilak, de vakantie is allang voorbij, hoor!’ Plagend geeft Mirella een zet tegen de hangmat waarin Jolien ligt. ‘Twee weken zelfs al.’ Jolien maakt een afwerend gebaar en kreunt: ‘Praat me er niet van. Ik droom nog na van de vakantie in de Eifel bij oom Freek en tante Maaike.’ Ze kijkt naar Mirella die bij haar hangmat staat. Met twee handen duwt die opnieuw tegen de hangmat, zodat deze nog harder schommelt. ‘Niet zo hard!’ gilt Jolien. ‘Straks lig ik in het gras te spartelen.’ Mirella giechelt. ‘Als een vis op het droge. Het zal wel meevallen met jou.’ Ze doet opnieuw een stap naar de hangmat. ‘Mirella!’ Joliens stem klinkt dreigend. ‘De tijd om over vakantie te dromen is allang voorbij. Het duurt nog een heel jaar voordat het zover is. Hoor je het? Een heel jaar.’ Mirella rolt met haar ogen. Jolien gooit met een zucht haar benen over de rand van de hangmat. ‘Je bent echt hopeloos, Mirella!’ ‘Je zult met je hoofd uit de wolken moeten komen,’ reageert Mirella nuchter. ‘Volgens mij zit je nog steeds met je gedachten op de rand van het beekje bij oom Freek en tante Maaike achter het huis. Je voeten in het bruisende water. In de verte het geruis van de waterval. Bergen om je heen en koeien met bellen...’ Jolien springt van de hangmat, zodat hij vervaarlijk heen en weer schommelt. ‘Jij bent er een ster in om iemand depressief te maken. Ik wil terug. Hè
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==