7 Proloog April 1945, in een Zwitsers Alpendorpje Johann Roth schuift zachtjes de grendel van het schuurtje. De kans dat iemand hem opmerkt, is niet zo groot, maar hij heeft liever niet dat Grossvater hoort dat hij hier is. De oude man maakt zich toch altijd al zorgen om hem. Sinds Johann aan het begin van de oorlog werd opgeroepen voor het leger, is zijn opa elke dag bang dat hij tijdens zijn dienstplicht gedood zal worden door de Duitsers. Zwitserland is dan wel neutraal, maar het Zwitserse leger staat elke dag paraat om een eventuele inval van de Duitsers terug te slaan. Even glijdt er een glimlach over zijn gezicht. Zijn opa moest eens weten dat hij in de rang van ‘Hauptmann’ in het Zwitserse leger regelmatig onderhandelingen voert met Duitse naziofficieren. Op de tast gaat hij de schuur in. Aan de rechterkant vindt hij wat hij zoekt: een stevige spade. Zachtjes sluipt hij weer naar buiten. In het licht van de maan kijkt hij op zijn kompas en telt hij de stappen vanaf het schuurtje. Hij loopt precies naar het oosten, recht op de maan af. 1007 passen tot de beek. Hij slaat linksaf en volgt de beek. 580 passen. Af en toe voelt hij in de rotsige bodem. 583. Hier voelt de bodem wat zachter aan. Hij steekt de spade in de grond. De bodem is hier inderdaad wat zachter. Hier en daar ligt een kiezel, maar er zijn geen grote rotsen op deze plek.Waarschijnlijk omdat de beek hier een paar jaar geleden overstroomd is. De oever is vanzelf
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==