O N D E R W I J S I N D E E N I G E T R O O S T
Onderwijs in de enige troost Verklaring van de Heidelbergse Catechismus D S . B . L A B E E D E N H E R T O G - H O U T E N
Illustratie omslag: Kasparus Karsen, Gezicht op Heidelberg (1820). © 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3181 3 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud Ten geleide 9 Zondag 1 Wij zijn des Heeren 11 Zondag 2 De wet van God 26 Zondag 3 Geesteslicht over de staat van de mens 40 Zondag 4 Een wreker is de Heere 56 Zondag 5 De rechte wijze om tot God te naderen 71 Zondag 6 De Liefste bezongen 96 Zondag 7 Het ware geloof 100 Zondag 8 God Drie-enig 114 Zondag 9 ’s Vaders kind 128 Zondag 10 ’s Vaders zorg 142 Zondag 11 Buiten Jezus is geen leven 156 Zondag 12 Een heerlijke Evangelietijding 170 Zondag 13 Gods eniggeboren Zoon, onze Heere 184 Zondag 14 Het vleesgeworden Woord 198 Zondag 15 Die geleden heeft 212 Zondag 16 Het pad des levens 226 Zondag 17 Leven na de dood 240 Zondag 18 De kerk na Hemelvaart 254 Zondag 19 Verwachtende 268 Zondag 20 De Heilige Geest 282 Zondag 21 Drie genadegaven 295 Zondag 22 Drieërlei huis 307 Zondag 23 Rechtvaardig voor God 323 Zondag 24 Goede werken en Jezus 337 Zondag 25 Woord en sacrament 351 Zondag 26 Het bad der wedergeboorte 365 Zondag 27 Begrepen in het verbond 379 Zondag 28 Eten en drinken 393
8 I N H O U D Zondag 29 Gemeenschap met Christus 407 Zondag 30 Avondmaal houden 424 Zondag 31 Sleutelbediening 437 Zondag 32 Goede werken 453 Zondag 33 De ware bekering 467 Zondag 34 Van de wet 481 Zondag 35 Een gesneden beeld 497 Zondag 36 Gods heilige Naam 511 Zondag 37 De Getuige der waarheid 525 Zondag 38 Rust 539 Zondag 39 Vaders vloek en zegen 553 Zondag 40 Het zesde gebod 568 Zondag 41 Jozef in Potifars huis 580 Zondag 42 Het goed van onze naaste 594 Zondag 43 Ziba, David en Mefiboseth 608 Zondag 44 Paulus’ leerschool 622 Zondag 45 Bidden 636 Zondag 46 Gebedsonderwijs van Jezus 652 Zondag 47 Kennis van God en Goddelijke zaken 667 Zondag 48 Sions Koning 682 Zondag 49 De wil van de Vader 696 Zondag 50 Dagelijks brood uit Gods hand 709 Zondag 51 Schuldige zondaar 722 Zondag 52 Een zwakke christen 736
Ten geleide ‘Het is nog geen mens gelukt, Gods Waarheid beter en duidelijker uit te leggen, dan het in de Heidelbergse Catechismus gedaan is.’ Deze uitdrukking in een preek van de bekende theoloog en predikant H.F. Kohlbrugge (1803-1875) is ondergetekende uit het hart gegrepen. Al vele malen mocht een preek vanuit ‘de Heidelberger’ worden gehouden in de achterliggende jaren, hetzij in de Bethelkerk van Tricht-Geldermalsen, de Adventkerk in Veenendaal, dan wel als ‘gastpredikant’ in een van de vacante gemeenten. En keer op keer treft de eenvoud en de diepgang, de tere bevindelijke taal en de praktische opzet van het troostboek ons hart. Maar allermeest het zuivere Bijbelse geluid over de drie stukken, de twee wegen en de ene Naam van Jezus Christus tot zaligheid. Vanwege de vele vacante gemeenten en de opdracht van de Dordtse Synode (1618-1619) om elke rustdag dit troostboek in de tweede dienst aan de orde te stellen, ziet opnieuw een prekenserie met ‘onderwijs in de enige troost’ het licht. Deze uitgave verschilt van de meeste verklaringen van de Heidelbergse Catechismus. Vanuit een tekst uit Gods Woord wordt de boodschap van de Catechismus gebracht aan het oor van de hoorders. We zijn ons ervan bewust dat daarmee niet elk woord van de 52 Zondagen gespeld wordt in de voorliggende preken.Wel komt steeds de kern van elke Zondag ter sprake, met het hartelijke verlangen dat met name de jonge generatie het schriftuurlijke spreken in de Heidelberger opmerkt. Voor onze kinderen en jongeren zijn na elke preek een aantal (gespreks)vragen opgenomen. Allermeest zien we ernaar uit dat Gods Geest het onderwijs brengt in het hart, opdat de enige troost in leven en sterven mag worden gekend. Het past ons enkele namen te noemen. Allereerst is er de dankbare herinnering aan mijn geliefde ouders, S.J. Labee-den Besten (1940-2018) en B. Labee (1941) die de liefde tot Gods Woord en de belijdenis van de Kerk der eeuwen hebben overgedragen.
10 T E N G E L E I D E We noemen hier ook de heer B. Gorter, bij zijn leven lid van de Gereformeerde Gemeente Veenendaal (overleden op 10 april 2023), die elke preek heeft gespeld en gecorrigeerd. Tenslotte noemen we Hans Versloot van uitgeverij Den Hertog die met veel geduld het proces wilde begeleiden. Allermeest past ons de getrouwe Verbondsgod te erkennen Die krachten schonk, ook voor deze arbeid. We eindigen graag met een woord uit ons troostboek, het antwoord van Zondag 48 bij de tweede bede van het Onze Vader: ‘Regeer ons alzo door UwWoord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken des duivels en alle heerschappij welke zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze raadslagen die tegen Uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen.’ Veenendaal, april 2023 Ds. B. Labee
Z O N D A G 1 Wij zijn des Heeren Zingen: Psalm 16:1 en 6 Lezen: Romeinen 14:1-12 Zngen: Psalm 118:2, 6 en 9 Zingen: Psalm 43:4 Zingen: Psalm 73:13 Gemeente, we bedienen u Gods Woord uit Romeinen 14:7 en 8: ‘Want niemand van ons leeft zichzelven en niemand sterft zichzelven. Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.’ Op deze en op andere uitspraken van de Heilige Schrift rust Zondag 1 van onze Heidelbergse Catechismus, die we u lezen in vraag 1 en 2: Vraag 1: Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. Vraag 2: Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in dezen troost zalig leven en sterven moogt? Antwoord: Drie stukken. Ten eerste, hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere, hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost
12 worde. En ten derde, hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn. We staan stil bij: Wij (de levende Kerk, de ware christenen) zijn des Heeren. Drie gedachten: 1. In leven en sterven; naar aanleiding van Romeinen 14:8a: ‘Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere.’ En van onze Heidelbergse Catechismus uit vraag 1: ‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.’ 2. Door betaling en verlossing, vers 8b: ‘Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.’ En dat is hier de Kurios, Jezus Christus. En uit antwoord 1: ‘Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft.’ 3. Met vastheid en vrede, vers 7: ‘Want niemand van ons leeft zichzelven en niemand sterft zichzelven.’ En daarbij ook het laatste gedeelte van antwoord 1: ‘En alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.’ 1. In leven en sterven Gemeente, hoort u bij die gelukkige mensen die met Paulus mogen zeggen: ‘Of ik nu nog een poosje leven mag op deze aarde, of dat het de Heere behaagt dat ik binnenkort sterven moet, hetzij dat ik mag blijven leven, hetzij dat mijn sterfdag al heel dichtbij is, maar... wij, ik ben van de Heere.’ Ik ben Zijn eigendom. Ik sta onder curatele, dat is het eigenlijk. Er is een Ander Die voor me zorgt, beslist en waakt. In de preek willen we daar straks op terugkomen. Wat is nu troostvol? Wat geeft u levensmoed? Wat geeft u kracht? Wat leeft er nu op de bodem van je hart? Jongens en meisjes, als je mooie cijfers haalt op school of als je misschien Z O N D A G 1
13 WIJ ZIJN DES HEEREN uitkijkt naar de kijkavond op school, dan is dat iets fijns, hè? Maar is dat nu alles? Jongeren, dat je blij wordt van een nieuwe auto, een financieel extraatje, het krijgen van verkering, het is allemaal mooi. Maar is dat nu alles? Gaat daar alleen maar je hart naar uit? Gemeente, waar verlangt u naar? Het gaat in deze dienst over troost, over echte, ware troost. Die troost is ook exclusief: het is de énige troost. Al het andere is maar schijnvertroosting, iets wat je verliezen moet, wat je niet mee kunt nemen, wat je kwijtraakt. Het is goed om heel kort de achtergrond aan te wijzen van Romeinen 14. Toen Paulus deze brief aan de gemeente van Rome schreef, was keizer Nero aan de macht. Er zit een akelige klank in die naam. Hij was een huiveringwekkende, wrede keizer die zijn eigen moeder vermoordde en ook een van zijn vrouwen. Hij haalde het in zijn hoofd om christenen (de meest trouwe burgers als het goed is) in te smeren met pek en levend te laten verbranden als verlichting in zijn tuin... Toen Ursinus en Olevianus, 26 en 28 jaar jong, de Heidelbergse Catechismus schreven in opdracht van Frederik de Vrome, ook wel de Wijze genoemd, of Frederik III de keurvorst van de Paltz in Duitsland, en die in 1563 lieten uitgeven, was het ook zo’n donkere tijd. Toen rookten de brandstapels en werden mensen levend begraven, gemarteld en verdronken... De protestanten beefden. Ik ben bang dat wij van die salon-christenen geworden zijn. Je hoeft niet te verlangen naar verdrukking, vervolging en terreur, maar juist die moeilijke tijden zijn vaak wel betere tijden geweest voor de kerk van God dan de tijd en de omstandigheden waarin wij leven. Want dat gezapige, misschien wel wereldgelijkvormige leventje als salon-christen is zo nameloos leeg. Overweeg dat toch eens! Wat is je enige troost, waar gaat je hart naar uit, waar leef je nu eigenlijk voor, wat houdt je op de been? Onder de leden van de levende Kerk is het vaak ook zo treurig gesteld. In de Romeinenbrief lezen we waar de eerste christenen druk mee waren. Mag je wel of mag je geen varkensvlees eten? Moeten de feestdagen van het Oude Testament onderhouden worden of niet? Is het drinken van een beetje wijn (alcohol) goed, of moet je het helemaal afkeuren? Paulus neemt een wonderlijke, maar schriftuurlijke middenpositie in. Maar het is wel aangrijpend: terwijl er zóveel aan de hand is, terwijl het bloed van de
14 martelaren vloeit, is de christelijke gemeente bezig met zaken van ondergeschikt belang. Toen de Heidelbergse Catechismus verscheen, was er ook veel onenigheid. Denk alleen maar aan de twisten die er waren tussen de grote reformatoren die ook niet op één lijn konden komen. Dat is verdrietig, maar toch... Dan gaat de vraag die gesteld wordt, wel schitteren! Het gaat toch om dood of leven, omdat je zomaar opgepakt kon worden daar in Rome door keizer Nero, die zei: ‘Wat wil je, zal ik je laten verbranden of wil je je geloof afzweren?’ Of in de dagen van de Reformatie, als je gegrepen werd door de Inquisitie en het zwaard op je borst gezet werd: ‘Wat wil je: gedood worden, levend begraven worden, verdronken worden, verbrand worden, of je geloof afzweren?’ Dan ging het erom dat je wist wat je leven was. Dat je die enige troost kende, beide in leven en sterven! De apostel Paulus mag een heerlijke belijdenis doen, een belijdenis hoe het bij hem vanbinnen is. Hoe het is bij ware christenen die door het ware geloof verenigd zijn met Jezus Christus. ‘Want hetzij dat wij leven’, zegt hij in vers 8a, ‘wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere.’ Door onze diepe val in Adam zijn wij verkocht aan de satan. Dat hebben niet anderen gedaan. Je mag niet Adam en Eva alleen de schuld geven, jongens en meisjes. Wij zouden hetzelfde gedaan hebben. Jongere, misschien heb jij je leven wel verkocht aan de zonde, aan de sport of aan een losbandig leven op zaterdagavond. Misschien leef je ook wel dat makkelijke leven. Dan ben je precies hetzelfde. In onze diepe val zijn wij het eigendom geworden van satan. We hebben onszelf aan hem uitgeleverd met huid en haar. En hij wil je graag laten genieten van de zonde of zoet houden met wat godsdienst, als je zijn eigendom maar blijft. Terwijl je leeft, terwijl je genadetijd hebt! En straks zal hij je wel ontvangen in de hel, als je sterft. Dan zal hij je eeuwig kwellen. Is dat nu uw, is dat jouw toekomst? Als je die ene, die enige troost mist, dan reist u naar het eeuwig verderf... Paulus mag nu, met het troostboek, precies hetzelfde zeggen: of ik nu leef, of dat ik sterf, ik ben het eigendom van de Heere Jezus Christus! ‘Wij leven de Heere’, wat wil dat zeggen? De kanttekening (37) legt het uit: ‘Wij staan onder het gezag van de Heere Jezus Christus, als Zijn eigen dienstknechZ O N D A G 1
15 WIJ ZIJN DES HEEREN ten zijnde, door Zijn bloed gekocht, en moeten overzulks ons leven tot Zijn eer en dienst besteden.’ Wij leven de Heere; ik sta onder curatele. Zou u dat willen? Dat willen we liever niet, hè. Jongeren, je komt onder curatele als het niet goed gaat op het bedrijf met de bedrijfsvoering, als je in de rode cijfers terechtkomt. Als er een curator, een bewindvoerder nodig is die orde op zaken gaat stellen. Dan heb je het niet meer zélf voor het zeggen als directie, maar dan is er een ander die het voor het zeggen heeft. Of als het in je leven niet goed ging, is er een curator die voor je beslist. Wij zijn door satan zo verlokt en verleid, dat wij levenslang op de troon willen blijven zitten. Satan houdt ons voor dat wij God zijn. En we zijn god, in het diepst van onze gedachten, maar dan met een kleine letter. Wij willen het roer zélf in handen houden. De apostel mag zeggen: ‘Ik sta onder curatele, ik heb mezelf uitgeleverd aan die dierbare Koning der koningen en Heere der heren, Jezus Christus. Hij heeft het voor het zeggen in mijn leven, Hij regeert. Ik ben verlegen om Zijn wil en verlang ernaar om Zijn voetstappen te drukken de tijd van mijn inwoning op deze aarde. En als ik sterf, dan sterf ik de Heere.’ Paulus’ woorden klinken heel krachtig. Het is geen misschientje. Het is niet: dat heb ik weleens geloofd, maar hoe het nu ligt, weet ik niet. Nee, het ligt onwrikbaar vast. Dat is door de oefening van het ware geloof. En: ‘Wij sterven de Heere’, zegt hij. Kanttekening 38 op Romeinen 14 zegt letterlijk: ‘Wij moeten bereid zijn om ten dienste en ere onzes Heeren ons leven af te leggen als het Hem belieft. En zullen na onze dood van ons doen rekenschap geven.’ Het is alsof de apostel schrijft aan de gemeente van Rome: ‘Als ik opgepakt word, dan is het goed. Als ik dan moet sterven, ben ik daar bereid en gereed voor. Dan zal ik rekenschap afleggen van alles wat ik gedaan heb. Dan hoef ik niet te verschrikken, want ik ben onder curatele gesteld. Ik ben het eigendom geworden van Jezus Christus. Hij heeft het voor het zeggen.’ Denk daar eens over na, gemeente. Als je dat toch mag zeggen...! U zegt: ‘Dat hoor ik zo weinig.’ Dat is waar. Zou dat niet de kwaal van deze tijd zijn? Of mensen zeggen het zo oppervlakkig, zonder ontdekking in hun leven. Of mensen zijn twijfelmoedig en zo menigmaal in de kolken en in de golven. Dit ware, klare getuigenis, ik hoor het zo weinig. Maar hier staat het, en het is de enige troost van een waar christen. Kunt u zich vertroos-
16 ten met minder? Ik spreek met name tot hen die belijden dat er in hun leven een Godswonder gebeurd is. U hebt Hém leren kennen Die u gezegd heeft alles wat u gedaan hebt. Umoet ik het vragen: waarmee houdt u uzelf nu op de been, waar vertroost je je ziel nu mee? Er is maar één troost, en dat is deze: dat je in leven en in sterven het eigendom mag zijn van Jezus Christus. Dan moet er een wonder in je leven gebeurd zijn. Het wonder waar de tweede vraag en het antwoord op doelt: de drie stukken, die je moet kennen in leven en sterven. De Romeinenbrief is een van de belangrijkste gedeelten van Gods Woord als het gaat om het genadeleven. De Romeinenbrief kent een wonderlijke opbouw. Het is de opbouw van de tweede vraag en het antwoord van onze Heidelberger. De eerste drie hoofdstukken handelen vooral over de ellendestaat. De hoofdstukken 4 tot en met 11 handelen over de verlossing en hoofdstuk 12 en 13 gaan over de dankbaarheid, de heiligmaking. Opmerkelijk hoe de Heidelbergse Catechismus daar naadloos op aansluit! Jongeren, er is veel commentaar op de Heidelbergse Catechismus. Veel kerken, ook die zich nog rekenen bij de gereformeerde gezindte, hebben afgerekend met de Heidelbergse Catechismus. Dat is een teken aan de wand! Zul je dit nooit vergeten: het is precies de lijn die de Schrift ons tekent. Is het u weleens opgevallen? Deze drie stukken moet je kennen om deze troost beide in leven en in sterven na te kunnen spreken. Hoe groot mijn zonden en ellenden zijn, is geen wetenschap alleen met je hoofd. Ja, dat óók. Maar er zijn er die weinig verstandelijke vermogens hebben en wél iets van die ellende hebben geleerd! Zielsbevindelijk! Daar gaat het om, te weten van je verlorenheid, radicaal en volkomen. Zielsbevindelijk iets te weten van de verlossing door Jezus Christus. Zielsbevindelijk te weten van het nieuwe leven der genade. Onze Heidelbergse Catechismus is als een landkaart, jongeren, om je de weg te wijzen in de Heilige Schrift. Zelfs als de Heere in je leven werkt dwalen we zo makkelijk op de wegen van de godzaligheid. Dan verlaten we hoofdwegen of slaan we wegen waar bordjes ‘eigen weg’ staan, graag in. Bij stopborden waar onze rede moet zwijgen, gaan we door en borden ‘verboden toegang’ roepen iets op. Nee, de Heidelbergse Catechismus neemt geen zelfstandige plaats in, maar wil Gods Woord op een eerlijke wijze in Z O N D A G 1
17 WIJ ZIJN DES HEEREN het centrum van de eredienst plaatsen. Met welk doel? In het Schatboek, de eerste uitleg van de Heidelberger, schrijft Ursinus: ‘Het doel van de christelijke religie ten aanzien van God, is Gods eer.’ Maar ten aanzien van de mensen is dit doel ‘de gelukzaligheid van de mens’. Pelgrim naar Sion, wanneer ben je nu gelukzalig? Wanneer ben je nu volkomen gelukkig? Dat is als een verloste zondaar met God verenigd mag zijn; eeuwig Thuis te zijn, storeloos en eindeloos. En zolang we onderweg zijn, is de hoogste gelukzaligheid het genieten van een vaste troost in leven en sterven. Wat ben je rijk als dit het getuigenis, de vaste troost, van je ziel mag zijn: ik ben in leven en in sterven, naar ziel en lichaam niet van mezelf. Ik leef niet voor mezelf, en als ik sterf, lig ik niet voor eigen rekening. Dan zou het eeuwig een failliete zaak zijn. Nee, ik ben het eigendom van Jezus Christus. Ik ben geëigend door de Zaligmaker van zondaren. Hij heeft het eigendomsrecht op mijn leven, op mijn ziel. Dat is groot! Maar nog rijker: ook op mijn lichaam. Naar ziel én lichaam! Kom, mag u dat nazeggen? Mag jij dat nazeggen? U moet erop letten hoe de levende Kerk Hem noemt: ‘mijns getrouwen Zaligmakers, Jezus Christus’. Dat klinkt zo oneindig teer, zo toe-eigenend door het ware geloof. Mijn Heere en mijn God! Dat is zo rijk! Hij is getrouw, weet u wat dat zeggen wil? Dat Hij zo anders is dan Zijn volk... Zij verzondigen het wel duizendmaal, zij zijn zo ontrouw ondanks alle goede voornemens. Paulus zegt: ‘Het goede, dat ik wil, doe ik niet’ (Rom. 7:19a). Maar Hij, dat is Jezus Christus, de Waarmaker van Zijn Naam, Hij laat nooit meer los. Hij laat niet varen wat Zijn hand begon! (Ps. 138:4 ber.). Dat ligt vast in die doorboorde Middelaarshanden. Dat ligt vast in die twee Namen: Jezus Christus. Jezus, dat is Zaligmaker. Christus, dat is de van God Gezalfde, tot mijn profeet, Christus, mijn Koning. In leven en sterven, wij zijn des Heeren. We gaan naar onze tweede gedachte: 2. Door betaling en verlossing Er zijn altijd mensen bij wie de haren overeind gaan staan als je vraagt: ‘Hoe ben je daar nu aan gekomen? Hoe ben je het eigendom van Jezus Christus geworden? Je kunt wel een mooie belijdenis opzeggen, maar het komt erop aan of het wáár is in je leven. Hoe kom je er dan aan?’ Als je daar
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==