9789033131851

V E R T R O O S T E L K A A R ME T D E Z E WO O R D E N MA A R T E N LU T H E R D E N H E R T O G – HO U T E N

Samengesteld, ingeleid en vertaald door H.C. vanWoerden. © 2022 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3185 1 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige anderemanier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Woord vooraf Maarten Luther (1483-1546) zag zichzelf eerst en voornamelijk als professor en onderwijzer van Gods Woord. Dat was zijn Goddelijke roeping, die hij ontvangen had door de kerk. Vanwege de zekerheid van deze roeping en zijn geloof in de waarheid vanGodsWoord, weerstond hij de valse leringen van de toen heersende kerk. In feite was het zijn gezworen plicht om dit te doen. Het was een deel van de eed die hij aan kerk en overheid op 19 oktober 1512 aflegde. Daarbij ontving hij de titel ‘Doctor in de Heilige Schrift’. Naast zijn vele werk als hoogleraar aan de universiteit van Wittenberg, zijn uitgebreide correspondentie en zijn publicaties van theologische geschriften, was hij nauw betrokken bij de openbare prediking van Gods Woord. Luther kwam daarbij niet met nieuwe theologische ideeën, maar verkondigde de aloude Bijbelse leer van Wet en Evangelie. Dat is: veroordeling en vrijspraak. Hij zegt hier zelf over: ‘We hebben van niets nieuws in de christenheid willen weten, maar hebben alleen willen strijden voor het behoud van het oude, dat ons door Christus en de apostelen is overgeleverd.’ Luther neemt daarbij geen blad voor de mond. Dat wordt hem niet altijd in dank afgenomen. Vriend en vijand bevestigen evenwel dat Luther een zeldzaam geleerde, begaafde en bekwame theoloog was. Dat Luther in zijn preken en geschriften spreekt over de rechtvaardiging van de goddeloze alleen door het geloof in Christus, is bij velen bekend. Dit kan echter volgens Luther niet een theoretisch weten zijn. Je kunt jezelf er niet buiten houden. Als mens, beter gezegd als zondaar, ben je er met huid en haar bij betrokken. Deze per9

soonlijke betrokkenheid komt wel heel duidelijk aan het licht als Luther spreekt over de theologia crucis, de theologie van het kruis. Wat bedoelt hij daarmee (voor zover het betrekking heeft op de inhoud van dit boek)? Voor Luthers denken en geloven is het kruis van Christus fundamenteel en noodzakelijk voor de vergeving van zonden.Maar het kruis predikte hemook andere zaken. Geen overwinning, maar verlies; geen macht, maar zwakte; geen voorspoed, maar beproeving. Op deze manier verbergt God onder de dood het leven; onder de hel de hemel; onder dwaasheid wijsheid; onder zonde genade. Daarbij: God houdt Zich bij het lijden van Zijn gelovigen verborgen. God heeft Zich verkleed in het tegendeel van Zijn heerlijkheid, namelijk in het kruis van Christus, in nederigheid, smaad en verlorenheid. Juist daar waar de diepste menselijke ellende openbaar komt, werkt Hij Zijn heilswerk in het verborgene; alleen zichtbaar voor het oog van het geloof. En waar nu de gelovigen één zijn met hun Heere in de gestalte van het lijden, in gelijkvormigheid met Zijn kruisgang, dáár staan zij met Hem op in een nieuw en eeuwig leven (Romeinen 8:17). Hiermee komen we gelijk bij het thema van ons dagboek. Dit boek wil iets doorgeven van de troost die Luther verkondigt aan alle verlaten, geplaagde, lijdende en door de duivel en de wereld aangevochten kinderen van God. Hierbij spreekt Luther steeds uit eigen ervaring. Hij troost met de vertroosting die hijzelf in aanvechtingen en beproevingen vanGod heeft ontvangen. Dat is: met de troost van Gods Woord die de gelovige aanneemt, al is het met een bevende hand en een bevend hart. Dat is het enige medicijn. En Luther weet bij ondervinding dat het kracht genoeg heeft omde bevreesde harten en gewetens van de gelovigen te genezen. Tijdens het bij elkaar lezen van deze teksten uit de verschillende verzamelingen van Luthers werken werd het me meer en meer duidelijk dat Luthers troostpreken niet tijdgebonden zijn, maar nog steeds uiterst actueel zijn voor de kerk van God in onze tijd. 10

Vertaling en opmaak De in dit boek geselecteerde citaten komen voornamelijk uit zijn vele nog nooit in het Nederlands vertaalde preken. Voor het vertalen van de Duitse teksten heb ik meestal de Weimarer Ausgabe gebruikt. Voor teksten uit Luthers Latijnse werken heb ik vooral gebruikgemaakt van de Duitse vertaling van dr. Johann Georg Walch (1693-1775): D. Martin Luthers Sämmtliche Schriften (Halle, 1740-1753). De zinnen in de oorspronkelijke uitgaven zijn vaak erg lang en soms vlecht Luther verschillende onderwerpen tot één geheel. Het was daarom voor de leesbaarheid van dit boek nodig om sommige zinnen te knippen en ook om hier en daar wat van de tekst in te korten om toch de kern van Luthers boodschap op één pagina te kunnen weergeven. Voor de bijbelcitaten die boven de stukjes zijn geplaatst, om het meditatieve karakter van dit boek te ondersteunen, is de vertaling van Luthers Duitse Bijbel uit 1545 gebruikt. De boven de citaten geplaatste bijbeltekst hoeft niet per se een aanduiding te zijn voor de tekst die in de oorspronkelijke preek of verhandeling door Luther gebruikt werd. Dit geldt ook voor de aangegeven schriftlezingen, die vanzelf vrijblijvend zijn. De binnen vierkante haken [...] geplaatste tekst is door mij toegevoegd. De binnen de Luthertekst voorkomende bijbelcitaten of gedeelten daarvan, die Luther vaak uit zijn geheugen citeert, zijn vertaald uit de daarbij voorliggende tekst. Om te voorkomen dat de citaten zonder nadere verwijzing verder hun weg zouden gaan, staat onder ieder stukje een bronvermelding. In de meeste gevallen is dat de Weimarer Ausgabe (afgekort als WA). De Weimarer Ausgabe is de meest complete wetenschappelijke uitgave van Luthers werken. De gebruikte bronnen en afkortingen kunt u vinden achter in dit boek. 11

Ten slotte Ik dank hen die met de voorbereidingen voor dit boek hebben meegeleefd,meegedacht enmeegeholpen. In het bijzonder noem ik ds.W. Pieters uit Elspeet. Door zijn waardevolle adviezen heeft hij ook bij deze uitgave weer betekenisvol bijdragen aan de totstandkoming daarvan. Lunteren, zomer 2022 Hugo C. vanWoerden www.maartenluther.com 12

1 januari Een vaste burcht is onze God (1) God is onze Toeverlaat en Sterkte, een Hulp in de grote noden die ons getroffen hebben. Psalm 46:2 De kerk heeft door de eeuwen heen moeten leren dat ze geen rust kan hebben omwille van het lieve Woord, ja, omwille van het vrolijke en zalige licht. Maar ze moet altijd nieuwe, en steeds wéér nieuwe stormwinden van de duivel verwachten, zoals het vanaf het begin is geweest. Dat kun je wel lezen in de kerkgeschiedenissen en in de boeken van de kerkvaders. Als ik nog honderd jaar zou leven, en al zouden de vorige en huidige ketterijen en stormwinden door Gods genade voorbij zijn gegaan, dan zie ik toch wel dat daarmee onze nakomelingen geen rust vergund zal zijn. Want ook dan leeft en regeert de duivel. Daarom bid ik ook om een genadig doodsuurtje, en begeer ik deze onrust niet meer. Jullie, onze kinderen: bid ook tot God en verkondig Gods Woord met vlijt. Bewaar het armzalige lantaarntje van God. Wees gewaarschuwd en gewapend, omdat we alle uren moeten verwachten dat de duivel ergens een ruit of venster inslaat, een deur openwerpt of een dak afrukt, om het licht uit te doven. Want de duivel sterft niet voor de jongste dag. Ik en jij moeten sterven; en wanneer wij zijn gestorven, blijft de duivel steeds dezelfde die hij altijd is geweest, en die zijn stormen niet kan laten! [Wider die Antinomer, 1539, WA 50, 476, 1-18] Lezen: Psalm 93 (kerntekst: vs. 4)

2 januari Een vaste burcht is onze God (2) God is onze Toeverlaat en Sterkte, een Hulp in de grote noden die ons getroffen hebben. Psalm 46:2 Christus kan niet liegen wanneer Hij zegt: ‘Ik ben met u tot aan het einde van de wereld’ en ‘De poorten van de hel zullen de kerk niet overweldigen.’ Dat wil echter niet zeggen dat Hij ons niet heeft bevolen om te waken en het licht zo goedmogelijk te bewaren. O God, help ons! Zoals U onze voorouders hebt geholpen en onze kinderen na ons zult helpen, tot lof en eer van Uw Goddelijke Naam in eeuwigheid. Want wij kunnen de kerk niet bewaren, onze voorouders konden dat ook niet, en onze kinderen na ons zullen dat ook niet kunnen. Gods Zoon heeft het gedaan! Hij doet het nog enHij zal het doen. Hij Die zegt: ‘Ik benmet u tot aan het einde van de wereld.’ ‘Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid’ (o.a. Hebreeën 13:8). En Hij heet ook ‘Die was, Die is, en Die zijn zal’ (o.a. Openbaring 1:8). Ja, zo heet deze Mens, zo heet geen ander mens, en zo zal niemand heten. Want u en ik waren er duizend jaar geleden niet en toch is de kerk zonder ons bewaard gebleven. Niemand heeft het gedaan dan Hij Die heet ‘Gisteren en heden Dezelfde.’ En onze kinderen na ons zullen het ookmeemaken dat zij met ons énmet de hele kerk zullen zingen: ‘Was de Heere niet bij ons geweest – laat Israël nu zeggen – was de Heere niet bij ons geweest, toen de mensen tegen ons opkwamen, dan hadden zij ons levend verslonden’ (Psalm 124). [Wider die Antinomer, 1539, WA 50, 476, 23-477, 16] Lezen: Psalm 46 (kerntekst vs. 2)

3 januari Ik sprak in mijn vrezen (1) Ik sprak in mijn vrezen: Alle mensen zijn leugenaars. Psalm 116:11 Zó gaat het bij alle aanvechtingen, vooral als het hoge aanvechtingen betreft, dat ze bij de mensen bijna alle gevoel van godsvrees wegnemen. En wel op deze manier: wie met kruis en ongeluk is beladen, die voelt geen geduld; wie over zijn geloof en hoop wordt aangevochten, die voelt geen geloof en geen hoop. Hij kan onmogelijk gewaarworden dat hij nog gelooft en hoopt, maar het schijnt hem toe, alsof hij volkomen goddeloos is. Wie geplaagd wordt met wanhoop en ongeduld tegen God – als God soms iets op een andere manier beschikt en bestuurt dan dat wij het bepaald en bedacht hebben – die voelt in zijn hart grote kwaadheid en tegenstand tegen God, en laat zich gemakkelijk wijsmaken, dat hij geen vonkje geloof en hoop meer heeft. Zulke gedachten plegen bedroefde mensen te hebben, wanneer de aanvechting met geweld tekeergaat. Op andere tijden, wanneer er geen aanvechting aanwezig is, en ik dán over geloof en hoop spreek, dan schijnt het mij toe, dat er niets makkelijker is dan te geloven en te hopen. Echter in de uiterste nood, wanneer de verschrikkelijke aanvechtingen komen, dan verdwijnen spoedig al zulke opgewekte en blijmoedige gedachten. Zo gaat het in geval van alle andere aanvechtingen ook: bij drift, opstand, onkuisheid, afgunst wraakzucht, enzovoort. Daarin voel en zie je de macht van de zonde, en de gevolgen daarvan voor je ziel. [Vorlesungen über Mose von 1535-45. WA 43, 654 ff] Lezen: Psalm 116 (kerntekst vs. 11)

4 januari Ik sprak in mijn vrezen (2) Ik sprak in mijn vrezen: Alle mensen zijn leugenaars. Psalm 116:11 Zó gaat het ook als een christen met wanhoop wordt aangevochten. Die voelt in zich het onuitsprekelijke zuchten waarmee hij verlangt dat hij met deze twijfel niet zo geplaagd zou worden. En hij voelt intussen dat de twijfel hem te sterk is en hem gevangen neemt in zonde en ongeloof. Daartegen wordt door de Heilige Geest in zijn hart een verborgen zuchten verwekt, dat daarover klaagt en toornt en het ongeloof tegenspreekt en zegt: Schaam je, ellendig ongeloof! Zeg zulke dingen niet! Wie weet of het niet gelogen is? En dat gebeurt met droefheid en met een onuitsprekelijk zuchten, zoals Paulus het noemt. Dit zuchten bewaart het aangevochten hart, dat het niet volslagen ongelovig wordt en God zal verachten. Zoals de epicuristen [levensgenieters] gewoonlijk doen, die bij een geringe aanvechting het geloof en de hoop laten varen. Deze strijd is echter voor het vlees zeer zwaar en verdrietig. Het vlees wil liever een geloof hebben dat niet aangevochten kan worden, of zulke slagen niet hoeft te verwachten, maar dat leeuwen en beren kan doden, zoals David, Simson en anderen hebben gedaan. Mijn geloof echter is zó klein en zwak, dat het heel gemakkelijk door een leeuw of beer overwonnen en verscheurd wordt. Er is en blijft echter nog het geknakte rietje en het smeulende vonkje dat is overgebleven (Jesaja 42:3). En God is er ook. Hij alleen verstaat dit onuitsprekelijke zuchten dat de Heilige Geest voor ons doet (Romeinen 8:26). [Vorlesungen über 1. Mose von 1535-45. WA 43, 654 ff] Lezen: Jesaja 42:1-17 (kerntekst vs. 3)

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==