9789033131851

3 januari Ik sprak in mijn vrezen (1) Ik sprak in mijn vrezen: Alle mensen zijn leugenaars. Psalm 116:11 Zó gaat het bij alle aanvechtingen, vooral als het hoge aanvechtingen betreft, dat ze bij de mensen bijna alle gevoel van godsvrees wegnemen. En wel op deze manier: wie met kruis en ongeluk is beladen, die voelt geen geduld; wie over zijn geloof en hoop wordt aangevochten, die voelt geen geloof en geen hoop. Hij kan onmogelijk gewaarworden dat hij nog gelooft en hoopt, maar het schijnt hem toe, alsof hij volkomen goddeloos is. Wie geplaagd wordt met wanhoop en ongeduld tegen God – als God soms iets op een andere manier beschikt en bestuurt dan dat wij het bepaald en bedacht hebben – die voelt in zijn hart grote kwaadheid en tegenstand tegen God, en laat zich gemakkelijk wijsmaken, dat hij geen vonkje geloof en hoop meer heeft. Zulke gedachten plegen bedroefde mensen te hebben, wanneer de aanvechting met geweld tekeergaat. Op andere tijden, wanneer er geen aanvechting aanwezig is, en ik dán over geloof en hoop spreek, dan schijnt het mij toe, dat er niets makkelijker is dan te geloven en te hopen. Echter in de uiterste nood, wanneer de verschrikkelijke aanvechtingen komen, dan verdwijnen spoedig al zulke opgewekte en blijmoedige gedachten. Zo gaat het in geval van alle andere aanvechtingen ook: bij drift, opstand, onkuisheid, afgunst wraakzucht, enzovoort. Daarin voel en zie je de macht van de zonde, en de gevolgen daarvan voor je ziel. [Vorlesungen über Mose von 1535-45. WA 43, 654 ff] Lezen: Psalm 116 (kerntekst vs. 11)

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==