9789033132094

EEN VROUW VOOR IZAK

© 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3209 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

DS. G. VANMANEN Evr e o n uw voor Izak Gods leiding op weg naar het huwelijk DEN HERTOG - HOUTEN

Inhoud Ten geleide 6 1. Het verlangen van Abraham 8 2. Een taak voor Eliëzer 15 3. De ontmoeting met Rebekka 26 4. Op bezoek bij de bruid voor Izak 34 5. Het getuigenis van Eliëzer 42 6. Het verzoek ingewilligd 49 7. Verwondering over Gods weg 56 8. De gewilligheid van Rebekka 64 9. Het huwelijk van Izak en Rebekka gesloten 72 10. Het gebed van Izak 78 11. De nood van Rebekka 85 12. Het onderwijs van de Heere 91

6 Ten geleide In een preek over 2 Samuël 9:6 zegt wijlen ds. G. van Reenen: ‘Zeker kunnen wij het verstaan, dat er zijn die bang zijn omgeestelijke leringen te trekken uit de historiën die de Bijbel vermeldt. Ach, er wordt dikwijls zoveel ‘uit de Bijbel gehaald’ wat er niet in zit. Men kan ‘over-geestelijk’ zijn, zoals men ook ‘over-gereformeerd’ kan zijn. Maar, omdat dit geschiedt, nu botweg te verklaren dat de historiën des Bijbels geen geestelijke achtergrond kunnen hebben, dat is ons te machtig. Zou, om eens iets te noemen, de Heilige Geest, Die altijd zo sober is in Zijn woorden, Die de grootste heilswaarheden, zoals de opstanding en de hemelvaart van Christus, met een paar woorden vermeldt, zou diezelfde Heilige Geest aan Mozes een hoofdstuk des Bijbels van zevenenzestig verzen inspireren, enkel en alleen opdat wij zouden weten hoe Izak aan zijn vrouw is gekomen? De gedachte dat Genesis 24 daarom in de Bijbel staat, is mij te arm.’ Dit citaat bevat een Schriftuurlijke gedachte. Paulus schrijft aan Timótheüs: ‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is’ (2 Tim. 3:16). We lezen in Genesis 24 uitvoerig hoe Abraham zijn knecht Eliëzer naar Haran stuurt om daar een vrouw

7 voor zijn zoon Izak te gaan halen. Eliëzer is een bruidswerver, die in opdracht van vader Abraham een bruid gaat zoeken voor Izak. In deze geschiedenis liggen rijke lessen voor ouders en voor onze jonge mensen op weg naar het huwelijk. Er liggen ook lessen in voor het geestelijk leven. God de Vader verkoor een gemeente tot het eeuwige leven. Dat is de bruid van Christus, Die de hemelse Bruidegom is. God de Heilige Geest zoekt verloren, maar uitverkoren zondaren op. Hij wederbaart ze en leidt ze tot Christus, opdat ze Hem zouden kennen als de enige Zaligmaker, Die Zijn bruidskerk kocht, verlost en Zich tot Zijn eigendom maakt. Enkele jaren geleden hebben we verschillende keren over deze geschiedenis gesproken. De inhoud van dit boekje is een eenvoudige, bewerkte weergave van de gehouden preken waarbij citaten zijn opgenomen uit De heilige voorzienigheid Gods in het beleid der huwelijken van ds. Lodewijk à Renesse (1599-1671). We hopen dat de Heere het lezen wil gebruiken tot onderwijs en tot zaligheid, tot eer van Zijn Naam. Elspeet, februari 2023 Ds. G. van Manen

8 -1- Het verlangen van Abraham Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, opdat ik u doe zweren bij den Heere, den God des hemels en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaänieten, in het midden van dewelke ik woon; maar dat gij naar mijn land en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. Genesis 24:2-4 Abraham is 140 jaar. Sara, zijn vrouw, is overleden. Zijn zoon Izak is nog steeds alleen. Dan ziet een ouderhart ernaar uit dat het tot een huwelijk komt. En zo is ook het verlangen van Abraham dat zijn zoon Izak trouwt. Daarin ligt een taak voor Eliëzer. Ja, jonge vrienden, het ging toen anders dan nu. Je moet er niet aan denken natuurlijk dat het zo zou gaan. Dat je vader iemand zou opzoeken, en hij voor zijn zoon een meisje zou gaan halen hier of daar. Maar hier gaat het wel zo. U zegt: ‘Gaat dat goed dan?’ Laten we

9 niet vergeten dat Abraham eerst in de binnenkamer is geweest. En meer dan eens! Hij gelooft in Gods aanbiddelijke voorzienigheid dat de Heere alle dingen regeert en bestuurt, en dat als Izak een vrouw krijgt, hij er een van de Heere krijgt. Abraham is weduwnaar. Al is hij nog een keer hertrouwd met Ketura, dat is waar. Maar Sara is gestorven, en Abraham is 140 jaar oud. Hij was 100 jaar toen Izak geboren werd, en Izak is nu 40 jaar oud. Dus Abraham is 140 jaar. Abraham heeft een stil verlangen. Izak is nog steeds alleen, en hij wil dat zijn zoon trouwt. Waarom? In de eerste plaats omdat hijzelf al op leeftijd is gekomen en Abraham heel graag in zijn leven nog zou willen zien dat Izak trouwt. Dan is hij daarmee een zorg kwijt. Natuurlijk wil hij dat aan de Heere overlaten. Maar toch, Izak is nu al 40 jaar. Abraham ziet ernaar uit dat Izak tot een huwelijk komt. Waarom nog meer? Abraham is een echte vader, en een echte vader ziet samen met zijn vrouw, als ze nog leven mag, ernaar uit dat zijn kind of kinderen tot een gezegend huwelijksleven komen. Natuurlijk, als ze alleen zijn en blijven – en het is Gods weg – dan is het ook goed. Toch kunnen ouders daar zo naar verlangen, dat ze zien dat hun kinderen een gezegend huwelijksleven mogen ontvangen in Gods lieve gunst. Wij zeggen tot allemensen die de gave van de onthouding niet hebben, en daarom voornemens zijn in de Heere te trouwen, dat zij met Abraham ook deze weldaad leren zoeken in de Goddelijke voorzienigheid.

10 Laten zij ervan verzekerd zijn dat de huwelijkse staat onder de zegeningen en tijdelijke beloften des Heeren gesteld moet worden. Daartoe heeft de Heere ter bestemder tijd alle bekwame hemelse en aardse middelen en instrumenten bij de hand. – Lodewijk à Renesse Maar er is nog iets. Izak is het kind van de belofte, Izak is het kind van het wonder. Abraham en Sara hebben jaren op Izak moeten wachten. Naar de natuur gesproken kon het eigenlijk helemaal niet meer. Maar als het afgesneden lijkt, gaat God Zijn beloften vervullen. Hij, Die de Almachtige is, spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Hij is het, Die de dingen roept die niet zijn alsof ze waren, en ze zijn terstond. God staat boven de natuurwetten. Hij gaf Sara alsnog vruchtbaarheid, ook al was ze dan 90 jaar oud. Izak is het kind van het wonder, het kind van de belofte. Er liggen beloften van God voor Abraham en zijn zaad.Want het zaad van Abraham zou worden als het zand der zee en als de sterren des hemels, in menigte (Gen. 32:12). Abraham zou uitbreken in menigte en worden tot een groot volk. En Izak is de erfgenaam. De hele erfenis van Abraham is voor Izak. Het zou dan toch wat zijn als Izak alleen blijft! Dat kan eigenlijk niet. Hoe moet anders de beloofde Verlosser geboren worden? Hoe moet het Vrouwenzaad komen in de volheid des tijds als Izak alleen blijft? Dat kan immers niet! Izak is het kind van de belofte, en uit Izak moet het Vrouwenzaad geboren worden.

11 Het beloofde Vrouwenzaad is door God de Vader beloofd in het paradijs. Daar had Adam het verbond verbroken en hebben wij in Adam, ons verbondshoofd, ons van God losgescheurd. Wij zijn bij God vandaan gevlucht en bedekken ons met vijgenboombladeren. Toen was het de almachtige, de barmhartige God Die Adam terugriep en hem dagvaardde: ‘Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood dat gij daarvan niet eten zoudt?’ (Gen. 3:11). Adam kon niet anders dan die schuld belijden. Hebt u uw schuld al beleden voor God? Want wij zijn verbondsbrekers, en meer niet. Maar wat eenwonder: toen beloofde God Zijn Zoon, Die is ‘geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden’ (Gal. 4:4-5). Het Vrouwenzaad zou komen om de slangenkop te vermorzelen. Daar ziet Abraham naar uit, dat begrijpt u. En daarom wil hij een vrouw voor Izak. Abraham gaat Eliëzer, zijn knecht, een huisknecht die wellicht boven de andere knechten staat, bij zich roepen, en hij krijgt de opdracht een vrouw voor Izak te gaan zoeken. En hij moet die vrouw niet alleen zoeken, hij moet die vrouw zien in te winnen, hij moet die vrouw zien te overwinnen, dat ze onvoorwaardelijk met hem meegaat en de vrouw van Izak zal worden. Dat is natuurlijk een onmogelijke taak. Een vrouw gaan zoeken, die van het bestaan van Izak nauwelijks of niet weet. Een vrouw die uit zichzelf nooit komen zal, een vrouw die die reis nooit maken zal. Maar daarom zendt Abraham Eliëzer uit. En Eliëzer gaat om een vrouw voor Izak te zoeken. Een vrouw die hon-

12 derden kilometers noordelijker woont en er nooit aan heeft gedacht om de vrouw van Izak te worden. Er was natuurlijk geen contact zoals in onze dagen. Al lagen er wel familiebanden. Wij zien in deze geschiedenis drie partijen. U begrijpt echter dat we niet alleen bij de geschiedenis mogen blijven staan. Abraham, als vader, zoekt voor zijn zoon Izak een vrouw, en dat vraagt hij aan zijn knecht Eliëzer. Daar liggen geestelijke lessen in, die wij samen overdenken. Want in het geestelijke hebben wij ook drie partijen. Wie bedoelen wij dan? Nu spreken we over de eerste Persoon in het Goddelijke Wezen, dat is God de Vader. God de Vader verkoor in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid een Kerk. God de Vader verkoor een gemeente tot het eeuwige leven. Die verordineerde Hij, die heeft Hij lief met een eeuwige liefde. Deze gemeente zal Hij de bruid van Zijn Zoon noemen. Zij zal de bruid van Christus worden. Daartoe gaf de tweede Persoon in het Goddelijke Wezen, Jezus Christus, Zich in de eeuwigheid als Borg. En God de Vader was volkomen tevreden met de Borgstelling van de Zoon. De Zoon zei het: ‘Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands’ (Ps. 40:8-9). Het aardse Kanaän, jonge mensen, is slechts een beeld van het hemelse Kanaän, dat straks vol zal zijn. Het zal bewoond worden door de Kerk des Heeren tot in alle eeuwigheid. God de Zoon gaf Zichzelf om Borg te zijn. Hij zal naar deze vervloekte aarde komen om de prijs der ziel, dat rantsoen aan God in de tijd volkomen te voldoen. Hij zal de bruidsschat opwegen. En God de Heilige Geest verklaarde Zich in de

13 eeuwige vrederaad bereid om die verloren zondaren, waar ze zich ook zouden bevinden, te gaan opzoeken. In deze opzoekende zondaarsliefde zal de Heere heel de wereldgeschiedenis door tot aan de einden der aarde de ganse uitverkoren Kerk vergaderen door Zijn Woord en Geest. En daar roept God Zijn knechten voor. Die knechten roept Hij, die zondert Hij af in Zijn dienst. ‘Zondert Mij af beide Bárnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb’ (Hand. 13:2). En zo doet God dat nog. Hij zondert mannen af om ambtsdragers te zijn in Zijn kerk op de aarde. Hij roept mannen tot dienaren des Goddelijken Woords. Hij wil mannen geven in de ambten van ouderling en diaken, opdat Zijn gemeente zou worden vergaderd, en opdat zondaren zouden worden getrokken uit de macht van de zonde en de duisternis en gebracht zouden worden tot Zijn wonderbaar en heerlijk licht. Bent u al getrokken, verlost? Want we verkeren in een nameloos diepe ellendestaat. Dat is in woorden niet uit te drukken. Daar heb ik mezelf in gestort. U en ik, wij stonden op een plaats van eer, als het pronkjuweel van Gods schepping. God sprak: ‘Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’ (Gen. 1:26). God schiep de mens naar Zijn beeld, naar Zijn gelijkenis, opdat wij God onze Schepper recht zouden kennen, van harte zouden liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid zouden leven, om Hem te loven en te prijzen. God schiep ons, opdat wij ons zouden verlustigen in onze Maker en in het werk van Zijn handen. En toen kwam de slang, kruipend in de boom, en heeft Eva verleid. De vrucht was begeerlijk, zag ze, om

14 verstandig te maken. Ze nam en at, en gaf ook haar man met haar, en hij at. En toen Adam at, aten ook u, jij en ik. En toen Adam zich van God losscheurde, deden wij het ook. En zo hebben we onszelf van al die uitnemende gaven beroofd, en zijn geheel ellendig geworden. We hebben onszelf in een lichamelijke en geestelijke dood geworpen. U bent stervende. Dat weet u toch, dat uw leven niet anders is dan een gestadige dood? Jonge vrienden, vind je het dan geen wonder dat God een Kerk verkoren heeft tot de zaligheid? Vindt u het geen wonder dat u mag leven onder de bediening der verzoening? Wat is het een onbevattelijk wonder dat God nog dienstknechten uitzendt, ‘door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde’ (DL, I, art. 3), tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. En ze prediken maar: ‘Laat u met God verzoenen’ (2 Kor. 5:20).

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==