12 was een soort oefenaar, in betaalde dienst van een gemeente om de Korte Catechismus van Westminster te onderwijzen en te examineren. Hij stond bekend om zijn gaven en genade die door ‘de dauw van de hemel’ tot in zijn hoge ouderdom fris bleven, om zijn opgewekte karakter, zijn diepe, persoonlijke kennis van de Bijbel en zijn heldere onderscheidingsvermogen. Hij overleed in 1830 op 95-jarige leeftijd. Hij was een gevat man. Toen een bevriende, afgescheiden predikant hem erop aansprak dat hij lid was en bleef van de staatskerk, de Church of Scotland, antwoordde hij dat hij nog te zeer aan een met modder bevlekte jas gehecht was om die weg te willen gooien. ‘Ik probeer hem dan te reinigen. En u moet mij toestaan dat ik mijn kerk van grotere waarde acht dan mijn jas, en dat ik die niet weggooi, al zie ik veel vlekken op haar.’ Bij een andere gelegenheid werd hij erop aangesproken dat hij niet streng genoeg tegen zondaren optrad. Nu was het in die tijd de gewoonte dat paarden ’s zomers vrij rondliepen in de heuvels, en het kostte nogal eens moeite omze aan het einde van de zomer weer in de stallen te krijgen. Tegen degene die hem het verwijt van laksheid had gemaakt, zei James Macdonald: ‘Nou John, laten wij samen de heuvels ingaan om de paarden te vangen. Jij neemt een zweep mee en ik een korenschoof, en laten we dan eens zien wie van ons het meest succesvol is.’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==