13 Jeugd Omdat Reay in die tijd vacant was, moesten zijn ouders hun zoon John in de naburige gemeente van Halkirk laten dopen. Toen zij naar de predikant van die gemeente gingen, ds. John Cameron, bleek deze die dag aan het jagen te zijn. Ze kwamen hem tegen in het open veld, en hij besloot het kind ter plaatse te dopen. Na een kort gebed brak de predikant met de kolf van zijn geweer het ijs van een bevroren plas en doopte hij John met het koude water, onder het uitspreken van de doopformule. Gedurende de eerste vijf jaar van zijn leven werd hij verzorgd door een vrome weduwe, de buurvrouw van zijn ouders. Iedere avond knielde zij naast zijn bed neer om hardop te bidden. Toen Macdonald al een oude man geworden was, kon hij zich delen van haar gebeden nog altijd woordelijk herinneren. Daarna weidde hij drie jaar lang de koeien van zijn vader, blootsvoets en blootshoofds, in een Schotse kilt. Zijn vader stuurde zijn achtjarige zoon naar de door William Munro geleide parochieschool van Reay, waar John een begaafde leerling bleek. Hij ging daarna, achttien jaar oud, in Aberdeen studeren, blonk uit in wiskunde en klassieke talen, studeerde theologie aan King’s College, en kreeg in 1805 preekbevoegdheid. Als student onderscheidde hij zich vooral door zijn
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==