7 Ho o f d s t u k 1 maart 1944 No Creek, North Carolina Het was rond middernacht en door de razende storm raakten ze totaal doorweekt. Toch sleepten de veertienjarige Celia Percy en haar elfjarige broertje Chester een zwaar tentdoek uit de schuur naar de zolder. Daar deden ze hun uiterste best om de bijna tweehonderd jaar oude spullen en schatten van het geslacht Belvidere te beschermen tegen de striemende hagel en regen. Maar pas bij het licht van de nieuwe dag gaf de zolder zijn geheimen prijs. Celia kon haar ogen niet geloven toen ze de beschadigde zolder zag in het felle licht van de winterzon. ‘Hier zit een kamer – een zolderkamertje, verstopt onder de dakrand.’ Ze floot zachtjes en kreeg kippenvel op haar roze armen. ‘Denk je dat Miss Hyacinth van deze ruimte afwist? Of Miss Lill?’ vroeg Chester, met grote ogen. Hij trok het doorweekte tentdoek van een paar oude kistjes af. Die stonden tegen de stenen schoorsteen in het midden van het smalle kamertje van amper één bij drieënhalve meter. ‘Daarover hebben ze nooit iets gezegd, in elk geval niet tegen mij. Geen idee of ze het wisten. Er zit geen deur in.’ Celia kon amper geloven dat zo’n geheime kamer echt bestond. Ze woonden nu al drie jaar bij Miss Lill in Garden’s Gate en hadden er nooit iets over gehoord.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==