9 Daarom roept de Heere Jezus juist hen naderbij. Zij die in eigen oog allang bekeerd en gearriveerd waren, maar die in Jezus’ oog nu juist tot het verlorene behoren. Niet minder verloren dan de tollenaren en de zondaren. Maar wel ánders verloren. De eersten lagen verloren in de ongerechtigheid, de laatsten in hun eigengerechtigheid. En voor beide groepen heeft Hij een Woord. Passend onderwijs, toegesneden op de legering van hun ziel. De Heere Jezus vertelt hun een drietal gelijkenissen. Ze hebben alle drie dezelfde strekking, namelijk ‘dat de Zoon des mensen gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren was’. Dat is de rode draad die door alle drie de gelijkenissen heenloopt. En dan wordt het steeds klemmender.Wellicht is u dat weleens opgevallen. Eerst wordt het verlorene voorgesteld in de verhouding van één op honderd. Dan van één op tien. En in de laatste gelijkenis is het één van twee. Je zou zeggen: het komt stééds dichterbij, het gaat steeds nauwer uit. De aangrijpende werkelijkheid van de verlorenheid wordt al nadrukkelijker aan het hart gelegd. Maar er is nog iets wat opvalt, namelijk dat in deze drie gelijkenissen ieder van de drie Goddelijke Personen hun eigen plaats hebben. In de zoekende herder, vers 1 tot en met 7, valt het licht vooral op de Heere Jezus Christus als de grote Herder der schapen. In de vrouw die de kaars ontstoken heeft, valt het licht vooral op het verlichtende werk van de Heilige Geest. En in de gelijkenis die onze aandacht vraagt, valt het licht vooral op het werk van God deVader. De Heere Jezus wil in geen van deze gelijkenissen volledig zijn. Het gaat om het centrale punt van iedere gelijkenis. Dat moet u vasthouden! Als voorbeeld zou ik de plaats van Chris-
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==