9789033132254

9 INLEIDING ‘De Kerk kent, evenals de maan, menige ondergang en opgang’, zei eens een kerkvader. Zoals het gaat met de cyclus van de maan (nieuwe maan, wassende maan, volle maan, afnemende maan, nieuwe maan), zo kent de Kerk ook tijden van bloei en tijden waarin ‘ze als tot niet schijnt gekomen te zijn in de ogen der mensen’ (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 27). De kerkgeschiedenis bevestigt dit. Vruchtbare tijden en onvruchtbare tijden wisselden zich af in een werelddeel, land, streek of plaats. Tijden waarin vele nieuwe, levende leden van de Kerk in een korte periode werden toegebracht, en tijden waarin er weinig nieuwelingen in Sion werden geboren. In ons land is de Veluwe daar een duidelijk voorbeeld van. Vanaf 1749 zijn er minstens zeven perioden geweest waarin de Heere op meerdere plaatsen in deze streek krachtig werkte. Het begon in 1749-1752 met de opwekking in Nijkerk. Die breidde zich uit naar andere plaatsen, zoals Putten, Barneveld en Nunspeet. • Rond 1788-1790was er onder andere inWoudenberg enNunspeet een opleving. • Rond 1800 (1797-1803) was er opnieuw sprake van een geestelijke opwekking op een groot deel van de Veluwe. Deze begon in 1797 in Scherpenzeel. • In 1821 was er een opleving in Nijkerk, die zich uitbreidde naar plaatsen in de omgeving (onder andere Lunteren). • In 1824-1828 was er in Oldebroek, Doornspijk en Oosterwolde sprake van een geestelijk ontwaken, dat onder andere ook open-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==