11 Mees springt op. ‘Ik weet het, ik weet het!’ roept hij. ‘Dat heeft mijn vader ook weleens verteld.’ ‘Wat dan?’ vraagt Tijn. ‘Jebindt deportemonnee vast aaneen lang,dun touw. Dan leg je de portemonnee op de stoep. En zelf ga je achter een heg of eenmuurtje zitten,met het eind van het touw in je hand,’ zegt Mees. ‘Waarom?’ vraagt Tijn. ‘Als er mensen langskomen, denken ze: yes, een portemonnee gevonden! Maar als ze bukken om hem te pakken, trek je snel aan het touwtje. En weg is de portemonnee.’ Tijn grijnst. ‘Ha, dat is leuk!’ zegt hij. ‘Kom Mees, we gaan een portemonnee zoeken en een touwtje.’ ‘Ik heb nog een oude portemonnee,’ zegt mama. ‘En touw vinden jullie wel in de schuur. Dun vliegertouw, dat valt het minst op.’ Mama steekt waarschuwend haar vinger op. ‘Maar je mag het niet doen bij oude mensen die met een rollator of een stok lopen. Zij zouden kunnen vallen. Afgesproken?’ Mees en Tijn knikken. Ze hollen al naar de schuur. Even later maken ze het touw stevig vast aan de portemonnee die mama heeft opgezocht. ‘Waar gaan we zitten?’ vraagt Mees. ‘Hier is niets waar we ons achter kunnen verstoppen.’ ‘Wat verderop is een heg langs de stoep. Kom mee,’ zegt Tijn. ‘Nou, veel plezier,’ zegt mama. ‘En denk erom: niet bij oude mensen en...’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==