8 hij uit bed komt. ‘Dat klopt, maar het is echt nodig. De mensen in het vakantiepark willen in het restaurant kunnen eten.’ ‘En de paarden moeten altijd verzorgd worden,’ zegt Iza. ‘Zo is dat. Dus kom snel uit bed. Ik zal Job wakker maken.’ Iza rekt zich nog een keer uit en wrijft in haar ogen. Ze lag nog zo lekker te slapen. Ze droomde dat het zomer was. Op haar pony Muis draafde ze langs de zee. In haar hoofd hoort ze nog het geluid van de hoeven van Muis op het harde zand. Dat was echt een droom, want het is geen zomer. Het is herfst. De bomen zijn al bijna kaal, het is koud en het regent vaak. Maar misschien kan ze vanmiddag toch wel even met Muis naar het strand. Als het droog blijft tenminste. Job wil vast wel mee met zijn paard Storm. Paarden kunnen best tegen de kou. Als ze na een rit warm en bezweet zijn, moeten ze wel goed uitstappen en afgedroogd worden. Als ik Job zie, zal ik vragen of hij er ook zin in heeft om vanmiddag een buitenrit te maken, denkt Iza. Vlug kleedt ze zich aan. Ze moet vast helpen met het uitmesten van de boxen. Dat vindt ze niet zo leuk om te doen, maar het moet nu eenmaal gebeuren. ‘Mam, nee!’ hoort ze Job dan roepen. ‘Kan Iza dat niet doen?’ Mama praat zachter. Iza kan niet horen wat ze zegt. Job vindt het in elk geval niet leuk. Met een boos gezicht komt hij even later de keuken in. Iza zit al aan de keukentafel en eet een boterham met kaas. Job smeert een heel dikke laag pindakaas op zijn boterham. ‘Ik moet huisjes schoonmaken,’ zegt hij boos. ‘De schoonmakers zijn ook ziek.’ Mama komt ook de keuken in. Ze heeft haar telefoon in haar hand. Ze schudt haar hoofd. ‘Bijna iedereen is ziek. Sorry, Job en
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==