12 ‘Dat is goed.’ Ik hoop dat iedereen snel weer beter is, denkt Iza. Ze spoelt de dweil uit in de emmer met sop. Zo, dit huisje is klaar. De emmer moet ze buiten in de put leeggooien. Ze tilt de zware emmer op en loopt naar de deur. PATS! De deur zwaait ineens open en knalt tegen Iza aan. Van schrik laat ze de emmer vallen. Het water stroomt over haar voeten en over de schone vloer. ‘O sorry, Iza,’ roept mama. ‘Heb je je pijn gedaan?’ Iza schudt haar hoofd. ‘Nee, maar ik schrok wel.’ ‘Dat geloof ik,’ zegt mama. ‘Ik keek niet goed uit. Ik had te veel haast. Dat was dom van mij, sorry.’ ‘Het geeft niet,’ zegt Iza. Ze kijkt naar de plas water op de vloer. Haar voeten soppen in haar schoenen. ‘Wat zit er veel water in een emmer,’ zegt ze. ‘Laten we het maar snel opdweilen,’ zegt mama. ‘Het is niet goed als de vloer zo nat is. Dan trekken de planken krom. Het water loopt ook tussen de kieren door, helemaal tot onder de vloer.’ ‘Daar kunnen we niet bij met dweilen.’ Mama schudt haar hoofd. ‘Dat klopt. Het moet vanzelf drogen.’ Vlug gaan ze dweilen. Als ze bijna klaar zijn, komt Job kijken waarom Iza zo lang wegblijft. ‘Ik zal de ramen openzetten,’ zegt hij. ‘Dan droogt het sneller.’ ‘Goed idee,’ zegt mama. Ze zet haar handen in haar zij en kijkt rond. ‘Klaar! Als het is opgedroogd, is er niets meer van te zien, denk ik.’ ‘Gelukkig maar,’ zegt Iza. Mama trekt even aan Iza’s vlecht. ‘Jij kon er niets aan doen.’ ‘Dat weet ik wel. Maar het is toch fijn als er straks niets meer van te zien is?’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==