9789033132339

7 1. Inleiding ‘Na de gesteltheyt van toehoorders / plaatsen en tijden’, zo moet volgens Guilielmus Amesius (1576-1633) worden gepreekt.1 In deze uitspraak van Amesius horen we dat de prediking naar zijn inzicht gericht moet zijn op de hoorders in hun situatie. In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe dat bij Amesius en zijn gereformeerde geestverwanten is gemotiveerd en geïnstrueerd. Dit is dus een kerkhistorisch onderzoek over vragen die de predikkunde betreffen. In de volgende paragraaf wordt eerst het onderzoeksterrein bepaald en de werkwijze beschreven. Daarna vatten we samen wat zowel in kerkhistorisch als in homiletisch opzicht ten aanzien van deze materie reeds is onderzocht. 1.1 Onderzoeksopzet Tijdbetrokkenheid van oude preken Dit onderzoek gaat over tijdbetrokkenheid in de prediking. Amesius kan worden beschouwd als representant van het Gereformeerd Piëtisme.2 In homiletisch opzicht wil dit zeggen dat hij voorstander was van een reformatorische prediking waarbij nadrukkelijk het zielenleven van de mens in ogenschouw wordt genomen. Gezien het citaat van Amesius hierboven bedoelde hij een verbinding tussen culturele context en innerlijk leven. Dit roept de vraag op hoe deze verbinding homiletisch gestalte kreeg. 1 G. Amesius, Vijf boecken van de Conscientie en haar regt of gevallen, Amsterdam 1660 (vert. C. van Wallendal), 422. Latijnse versie: G. Amesius, Casus conscientiae, Franeker 1623. 2 W. van ’t Spijker, ‘Guilielmus Amesius (1576-1633)’, in: T. Brienen e.a., De Nadere Reformatie en het Gereformeerd Piëtisme, ’s-Gravenhage 1989, 53-86.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==