8 / 1.1 ONDERZOEKSOPZET In dit onderzoek richtenwe ons op de homiletiek van gereformeerde piëtisten. Deze homileten zoekenwe binnen het kerkelijk leven in de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden zoals dit na de Reformatie heeft gefunctioneerd. Amesius nam binnen deze gemeenschap een bijzondere plaats in. Hij preekte in Engelstalige gemeenten die bij diverse classes waren aangesloten. Later werd hij hoogleraar in Franeker. De bezinning op de prediking was onderdeel van zijn opdracht. Voor ons onderzoek richten we ons op het tijdvak 1600-1800. Rond het jaar 1600 heeft een aantal kerkvergaderingen de gereformeerde belijdenis bekrachtigd en het kerkelijke leven van kerkordelijke kaders voorzien. De Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) kan gezien worden als bezegeling van dit wordingsproces.Het eind van dit tijdvak stellenwe rond het jaar 1800. Dat jaar valt in de zogenoemde Bataafse tijd. Tot dan toe was er sprake van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden; daarna voortgezet als Koninkrijk der Nederlanden. Daaraan is verbonden dat het classicale en provinciale kerkelijke leven genationaliseerd werd tot de Nederlandse Hervormde Kerk. In dit onderzoek gaat het over homiletiek uit deze historische periode. Het klassieke bevestigingsformulier voor de predikanten noemt het preken als hun eerste taak: ‘…dat zij des HeerenWoord door de schriften der profeten en apostelen geopenbaard, grondig en oprechtelijk aan hun volk zullen voordragen, en het toeëigenen, zo in het gemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraffen, naar eens iegelijks behoefte, verkondigende de bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus en wederleggende met de Heilige Schrift alle dwalingen en ketterijen die tegen deze zuivere leer strijden.’ Uit de Bijbelteksten, die als onderbouwing worden geciteerd, blijkt dat men de prediking duidde als een Woord van God tot de hoorders.3 Blijkbaar is de eeuwige God in de prediking van ZijnWoord betrokken op de mens. We zijn benieuwd hoe dit in de homiletische reflectie van gereformeerde piëtisten in de genoemde periode gestalte kreeg. Daarbij denken we aan de mens in zijn persoonlijk-geestelijke alsook in zijnalgemeen-culturele situatie. Demens staat immers persoonlijk tegenover God en is tevens geplaatst in relatie tot zijn naasten en omgeving. De geciteerde omschrijving van Amesius toont deze bei3 Vgl. 1 Timotheüs 5:17, Efeze 4:11-13; 2 Timotheüs 2:15, 1 Korinthe 14:3, Handelingen 20:20,21, 2 Korinthe 5:18-20, Titus 1:9. Als andere taken worden genoemd het doen van gebeden, het bedienen van de sacramenten en het uitoefenen van de tucht.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==