9789033132339

9 de accenten. Daarbij verbinden we aan ‘de gesteltheyt van toehoorders’ dus een persoonlijk-geestelijke dimensie; aan ‘plaatsen en tijden’ een algemeen-culturele. Aan beide moet in de prediking aandacht worden gegeven. Met ‘tijdbetrokken element’ bedoelen we dus de relatie die volgens deze homiletiek in de preek vanuit de Bijbel gelegd wordt met de situatie van de hoorders. Vanwege het belang vandit begripwillenwe dat nu eerst verhelderen.Allereerst vergelijken we het met het begrip ‘toepassing’, dat vaak wordt gebruikt in verbandmet het overzetten van de Bijbeltekst naar de gemeente vandaag. In de gereformeerde traditie is dit de benaming van het aspect in de preek waarin de boodschap van de Bijbeltekst wordt betrokken op de levenspraktijk van de hoorders.4 Ons onderzoek heeft een bredere scopus dan alleen dit gedeelte van de preek. Het proces van betrokkenheid op de hoorders is immers breder dan alleen die momenten waarin expliciet de toe-eigening aan de orde wordt gesteld. Wij willen graag duidelijkheid krijgen over het geheel van de betrokkenheid op de praktijk van de hoorders, de tijden en plaatsen,5 zoals die in het homiletisch proces gestalte krijgt. Het begrip ‘contextualiseren’ helpt niet goed om bronnen uit het door ons gekozen tijdvak te bestuderen. Hiermee wordt in het huidige hermeneutisch-homiletische onderzoek de aandacht gevestigd op de betekenis van de tekst in relatie tot de hoorder en zijn context. Daarbij wordt ook de betekenis die de hoorder aan de tekst verleent gehonoreerd. ‘Contextualiseren’ maakt dus de betekenis of althans de duiding van de tekst open naar de kant van de 4 F.G. Immink: ‘De slogan dat de preek uitleg en toepassing is, is te simpel gedacht.’ F.G. Immink, ‘Preken als ambacht’, in: J. Hoek (red.), De preek werkt. Bezinning op christelijke verkondiging, Heerenveen 2015, 77. Hij noemt meerdere factoren: de Schrift, het geloof van de gemeente/het belijden van de kerk, de leefwereld van de hoorders, de prediker en het ambtelijk karakter. Elders (F.G. Immink, Over God gesproken. Preken in theorie en praktijk, Utrecht 2018) gaat hij in op het begrip ‘toepassing’ uit de prediking van de Nadere Reformatie: ‘Hoe verwerkelijkt het evangelie zich in het geestelijk leven en in de handel en wandel van de hoorder?’ Met verwijzing naar Paul Ricoeur (P. Ricoeur, Hermeneutics and the Human Sciences, Cambridge 1981, 183-185), en P. Ricoeur, Oneself as another, Chicago 1994, 27-39) stelt hij: ‘Toe-eigening ismijn vertaling van het Duitse woord Aneignung. Aneignen betekent “je eigen maken” wat je oorspronkelijk “vreemd” was. Volgens de bedoeling van het woord is het doel van alle hermeneutiek te vechten tegen de culturele afstand en de historische vervreemding. Interpretatie brengt samen, egaliseert, maakt tegenwoordig en gelijkvormig. Maar dit doel wordt alleen bereikt voor zover de interpretatie de betekenis van de tekst actualiseert voor de hedendaagse lezer. Toe-eigening is de term die geschikt is voor de actualisering van de betekenis als aan iemand geadresseerd. Het neemt de plaats in van een antwoord in een dialogische situatie, op dezelfde manier als “openbaring” of “onthulling” plaatsvinden bij de zichtbare verwijzing in een dialogische situatie.’ (Ricoeur, Hermeneutics and the Human Sciences, 185.) Hijzelf: ‘Het ‘vreemde’ en ‘eigenaardige’ van het evangelie wordt niet automatisch onder het vloerkleed geveegd zodra we stem geven aan de wereld van de ziel in een seculier denkklimaat. Het zal juist oplichten in zijn eigen waarde en kracht.’ Immink, Over God gesproken, 144,145. 5 In de praktische theologie zijn ‘practices’ alle vormen van geleefd geloof, waarneembaar in woorden en daden, zich bevindend in bepaalde toestand en context van omstandigheden.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==