E EN V E I L I GE A R K
Titelpagina van de editie uit 1666
Een veilige Ark in sombere en stormachtige dagen THOMA S BROOK S DEN HE RTOG – HOU T EN
De Heere is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. Klaagliederen 3:24 Oorspronkelijke uitgave: An Ark for All God’s Noahs – In a Gloomy Stormy Day, or, The Best Wine Reserved till Last, or, The Transcendent Excellency of a Believer’s Portion Above All Earthly Portions Whatsoever, etc. (Banner of Truth Trust, Edinburgh 2020, naar de editie van Alexander B. Grosart, 1e druk, Londen 1666). Vertaling: ing. Jan Zeeman, Urk © 2023 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3237 7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Inhoud Thomas Brooks (1608-1680) 10 Opdracht 17 Een weergaloos Deel 29 Inleiding 31 Analyse van tekst en onderwerpen 32 Thema 33 1. Wat het is om God tot uw Deel te hebben 35 Werkelijk in bezit 35 Onmetelijk 36 Algenoegzaam 40 Absoluut noodzakelijk 43 Zuiver en ongemengd 46 Heerlijk, gelukkig en gezegend 50 Persoonlijk 52 Alomvattend 55 Veilig en zeker 59 Geschikt 60 Onbegrijpelijk 62 Onuitputtelijk 64 Zielsbevredigend 68 Permanent, onbepaald, nooit falend en eeuwig 73 Onvergelijkbaar 77
8 2. Gronden van aanspraak op God als uw Deel 81 Vrije gunst en liefde van God 81 Verbond van genade 82 Huwelijksverbintenis 83 3. Toepassing van de waarheid dat God uw Deel is 85 Erger u niet aan de voorspoed van de goddelozen 85 Wees tevreden met de huidige toestand 94 Ware gelovigen als ongelukkig beoordelen is een vergissing 102 Zet uw hart niet op aardse delen 106 Wees vrolijk onder alle kruisen en problemen 108 Weg met alle middeltjes en aanpassingen 110 Verheerlijk God als uw Deel 112 Geen goed zal u ontbreken 114 Weg met buitensporige zorgen 118 Alles is van de gelovigen 124 God is geen kwaad deel 125 Laten de ware gelovigen vooral aan God denken als hun Deel 132 Wees niet bang om te sterven 135 Maak ten volle duidelijk dat God uw Deel is – de voordelen ervan 137 Vraag 1: Hoe zullen wij weten of God ons Deel is? 149 Vraag 2: Hoe zullen wij de wereld laten zien dat God ons Deel is? 188 Aansporingen om ervoor te zorgen dat God ons Deel is 196 Ellendig 196 Mogelijk 197 Zoetmakend 199 Oneindig belang 199 Bestand tegen verzoeking 200 Eeuwig wee 202 Hoe God tot ons Deel te maken 204 Wees u bewust van uw natuurlijke vijandschap met God 204
9 Veracht alle andere delen 204 Pleit op alle kostbare beloften 205 Wees bereid om Zijn Deel te zijn 206 Rust alleen op Christus’ verdienste 207 Verbreek uw verbond met de zonde 208 Gebruik alle heilige middelen 209 Bezwaren beantwoord 211 Ook voor grote zondaars? 211 Moeten we niet eerst aardse delen vergaderen? 215 Wij zijn toch onwaardigen? 218 Wat nuttig kan zijn 223 God als uw Deel hebben en de zekerheid daarvan genieten zijn twee dingen 223 God als uw Deel hebben en het duidelijk maken daarvan aan uzelf en anderen zijn twee dingen 224 Hartelijke bereidheid tot aanvaarding, bezit en overgave is een bewijs dat God uw God is 226 Uw zicht op uw Deel in God kan voor u verduisterd raken 227 God kan ook úw Deel worden 228 Iedere christen krijgt doorgaans enige zekerheid van het bezit van God als zijn Deel 231
10 Thomas Brooks (1608-1680) Vrijwel alles wat we weten over Thomas Brooks moet afgeleid worden uit wat hijzelf heeft geschreven. Zijn ouders waren kennelijk gematigde puriteinen die hem naar het Emmanuel College in Cambridge stuurden toen hij ongeveer zeventien jaar oud was. John Preston was toen hoofdmeester van Emmanuel College en Richard Sibbes preekte daar. Waarschijnlijk had Brooks drie klasgenoten die later belangrijke leiders zouden worden in New England: John Cotton, Thomas Hooker en Thomas Shepard. Brooks genoot van het bestuderen van de Bijbel in de grondtalen, het Hebreeuws en Grieks. Hij zei: ‘Ik ben een liefhebber van talen, en ervaar dagelijks dat de kennis van de grondtalen een grote hulp is bij het verstaan van de Schrift.’ Kapelaan te land en ter zee Direct na zijn jaren op het Emmanuel College bracht Brooks lange tijd door op de Engelse vloot en in het leger van het parlement. Hij schreef eens: ‘Ik ben enige jaren op zee geweest, en door genade kan ik zeggen Thomas Brooks
11 dat ik mijn ervaringen op zee niet zou willen ruilen voor de rijkdommen van Engeland.’ Het was duidelijk dat hij een goede tijd had genoten op zee. Het reizen naar verre landen, het ontmoeten van mensen met een verschillende achtergrond en godsdienst had hem verrijkt. Met sommigen van hen bleef hij zijn leven lang bevriend. Brooks was als kapelaan voor kolonel Thomas Rainsborough direct betrokken bij de Engelse burgeroorlog. Hij bewonderde deze kolonel. Kolonel Rainsborough werd op 29 oktober 1648 bij een verraderlijke actie in Doncaster gedood. Brooks werd gevraagd om te preken op zijn begrafenis op 14 november. Als gevolg van het late verzoek en andere dringende bezigheden had Brooks slechts een paar uur om zich voor te bereiden. Hoewel het grootste deel van zijn preek gericht was op de heerlijke opstanding van de gelovigen, sprak Brooks aan het einde kort over Rainsborough. Hij verwees naar de kolonel als een ‘eerbaar verdediger’ die God vreesde. Hij sprak erover dat hij een lange tijd met De Engelse vloot op zee in de zeventiende eeuw
12 hem samen was geweest, zowel op zee als op land. Hij kende de kolonel dus heel goed en het troostte Brooks dat hij zeker was van zijn geloof. Hij zei dat het hem ‘een overvloed van zoetheid en voldoening’ in zijn eigen geest gaf, wat voor hem ‘dit verlies uitermate verzachtte’. Kolonel Thomas Rainsborough Prediker en schrijver Toen Thomas Brooks op de begrafenis van kolonel Rainsborough preekte, was hij al predikant van de St. Thomas Apostle Church in Londen. Die begrafenispreek zou het eerste gepubliceerde werk van hem worden, hoewel hij deze haastig voorbereide preek aanvankelijk niet voor de drukpers had bedoeld. Hij droeg de publicatie op aan de ‘Right Honorable Thomas, Lord Fairfax, Lord General of all the Parliament Forces in England’. Fairfax was kennelijk een goede vriend van hem. Ongeveer een maand na de begrafenis van Rainsborough preekte Thomas Brooks voor de eerste keer in het House of Commons.1 Hij werd nog een keer gevraagd om daar te preken op 8 oktober 1650, tijdens een ceremonie om de overwinning van Oliver Cromwell op de Schotse legers bij Dunbar te vieren. Ondanks die eer en invloedrijke vrienden bleef Brooks een bescheiden man, en druk als predikant en schrijver. Zoals de meeste puriteinse schrijvers vermeldde hij nooit een academische graad op de titelpagina’s van zijn boeken. Hij verwees naar zichzelf als ‘prediker van het Evangelie’ of als ‘prediker van het Woord’. Spoedignadat hij predikantwerd vande St.Margaret’sChurch aanNew Fish Street Hill in Londen kwam hij in de problemen. Hij weigerde om 1 Het Engelse Lagerhuis, enigszins vergelijkbaar met onze Tweede Kamer.
13 de sacramenten te bedienen aan hen van wie het leven niet getuigde van een ware bekering tot God. Veel leden van de gemeente probeerden Brooks weg te krijgen, maar dat lukte hun niet. Hij schreef een uitgebreid document waarin hij hun beschuldigingen weerlegde.2 Dit document toont zijn zorg voor de zielen die onder zijn hoede waren. Hij ondertekende het als volgt: ‘Uw ware vriend en zielenknecht’. De grote gemeente van St. Margaret’s was een zware last, maar hij bleef tien jaar lang haar predikant. Het was waarschijnlijk ook in die tijd dat hij trouwde met Martha Burgess. In die periode werden er met regelmaat preken en andere geschriften van hem gedrukt. Precious remedies against satan’s devices verscheen in 1652, en Heaven on earth, een klassiek werk over de zekerheid van het geloof, werd in 1654 gedrukt. In 1657 werden Unsearchable riches, Apples of gold, en String of pearls gepubliceerd. Daarna volgden in 1660 nog Mute Christian under the rod en A believer’s last day his best day. Een veilige Ark In 1662 was Brooks één van de tweeduizend non-conformistische predikanten die uit hun gemeenten werden weggestuurd. Zijn afscheidspreek voor de leden van St. Margaret’s bevat geen bittere woorden. Hij bleef in Londen en preekte onofficieel in een gebouw in Moorfields. Hij ging door met schrijven en publiceerde The crown and glory of christianity. Brooks besloot ook tot het publiceren van het werk waarvan u de Nederlandse vertaling nu in handen heeft. De volledige titel luidde: An Arke for all Gods Noahs. In a gloomy stormy day; or, The best Wine reserved till last. Or, The Transcendent Excellency of a Believers Portion above all Earthly Portions whatsoever, etc. (‘Een ark voor al Gods Noachs, tijdens een sombere, stormachtige dag. Of, de beste wijn tot het laatst bewaard. Of, de voortreffelijke uitnemendheid van het Deel van een gelovige boven alle mogelijke aardse delen, enzovoort’).3 2 Later gepubliceerd onder de titel Cases considered and resolved. 3 Brooks voorzag zijn geschrift van talrijke opmerkingen in de kantlijn. Die worden in deze vertaling weergegeven als voetnoten. Voetnoten die door de vertaler zijn toegevoegd, zijn voorzien van een asterisk (*).
14 De basis voor dit werk bestond uit enkele preken die Brooks in 1660 had gehouden in de St. Nicholas Olave’s Church, aan de Bread Street in Londen. Hij achtte ze ‘zeer geschikt voor de huidige beschikkingen van de Voorzienigheid’ en breidde ze fors uit tot een verhandeling. Brooks droeg het geschrift op ‘aan alle kooplieden en handelaren van Engeland, met name die van de stad Londen’ – mensen die zich beroepshalve bezighielden met ‘aardse delen’, materiële goederen – ‘samen met personen van allerlei andere posities, die God tot hun Deel hebben of willen hebben.’ De eerste druk verscheen in 1662 bij Henry Cripps, drukker en boekverkoper te Londen aan de Pope’s Head Alley, een steegje dat uitkomt op de Lombard Street. Tegenslagen in Londen Op een of andere manier was Thomas Brooks in staat om de vervolging te ontwijken, maar hij kon de ‘Grote Plaag’ en de ‘Grote Brand’ niet ontwijken. In 1665 ontnam de pestplaag aan duizenden mensen het leven. Predikanten verlieten hun posten en vluchtten de stad uit. Maar Brooks niet. De Grote Brand van Londen in 1666.
15 Hij bleef in Londen om geestelijke zorg te bieden aan zijn lijdende gemeente en vele andere mensen. In dat jaar 1665 schreef hij A golden key en A heavenly cordial for the plague. In het jaar daarop verwoestte een vreselijke brand een groot deel van Londen. De kerk van St. Margaret’s was de eerste van bijna negentig kerken die in vlammen opgingen. De St. Thomas Church werd ook door de brand verwoest. Na de Grote Brand durfde Brooks meer in het openbaar te preken. Veel van zijn boeken waren in de brand verloren gegaan, maar hij ging door met publiceren. In 1669 verscheen Cabinet of Jewels. In London’s Lamentations, dat in 1670 werd uitgebracht, keek hij terug op de Grote Brand. Zijn latere jaren Hoewel Thomas Brooks ouder werd, ging hij door met preken en schrijven. Het aantal mensen aan wie hij zijn boeken opdroeg, laat zien dat hij veel goede vrienden had onder prominente mensen. Hij schreef dat hij ‘menigten van vrienden’ had. Toen Brooks vierenzestig jaar oud was, kreeg hij een licentie om te preken onder de ‘Declaration of Indulgence’ (Verklaring van Tolerantie). Maar vier jaar later, in 1676, werd zijn licentie alweer ingetrokken. Twee van zijn andere boeken, A golden key en Paradise opened werden in datzelfde jaar gedrukt. In dat jaar verloor hij ook zijn vrouw Martha. Hij had hoge gedachten over haar en publiceerde een verslag over haar geestelijke ervaringen. Hij schreef: ‘Ze was altijd op haar best als ze alleen met God kon zijn. Vaak was ze een hele dag bezig met het uitstorten van haar ziel voor God, voor de natie, voor Sion en voor de grote vragen van haar eigen ziel.’ Ongeveer twee jaar later trouwde hij met een jongere vrouw, Patience Cartwrigth. Kennelijk had hij geen kinderen of andere familie, maar God vervulde zijn verlangen naar een gezin door hem deze tweede vrouw te geven. In zijn testament noemt hij haar ‘een lieve en eerbare vrouw in wie God alle relaties doet samenkomen’. Op 27 september 1680 stierf Thomas Brooks op de leeftijd van 72 jaar.
16 Hij werd op Bunhill Fields begraven, een bekende begraafplaats in Londen waar veel andere non-conformistische predikanten te ruste zijn gelegd. In de begrafenispreek sprak John Reeve over de persoonlijke eigenschappen van Thomas Brooks: een lieve natuur, grote ernst, grote menslievendheid, geweldig veel geduld en een sterk geloof. Reeve sprak ook over zijn ervaringen, zijn harde werken, zijn succes en zijn behagen in het werk van de bediening. Hij eindigde met: ‘Nu ligt hij te ruste. Hoewel hij bij ons weg is, is hij niet verloren. Toch is hij nog van belang voor Gods kerk. Hoewel hij gestorven is, spreekt hij nog steeds door zijn voorbeeld en zijn geschriften, welke zeer nuttig en geestelijk zijn.’ De boeken die Thomas Brooks heeft geschreven, zijn levendig door de vele stijlfiguren en vergelijkingen. Tot op vandaag blijven ze geliefd. Ze laten zien hoe goed hij de Bijbel kende en hoeveel hij om mensen gaf. Een bevriende predikant zei eens over Brooks: ‘Hij had een samenvatting van de geloofsleer in zijn hoofd en de kracht daarvan in zijn hart.’ Thomas Brooks had rijke ervaringen en invloedrijke vrienden, maar hij beschouwde zichzelf als slechts een dienstknecht, geroepen door God om voor zielen te zorgen. De vertaler
17 Opdracht Aan alle kooplieden en handelaren van Engeland, met name die van de stad Londen, samen met personen van allerlei andere posities, die God tot hun Deel hebben of willen hebben: genade, barmhartigheid en vrede zij u vermenigvuldigd. Heren, de meest wijze vorst die ooit op een troon heeft gezeten, heeft ons verteld dat ‘een woord op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren schalen’.4 Of, zoals het Hebreeuws het zegt, ‘een woord dat gesproken is’ al-âfnâyw, dat wil zeggen: goed geordend en geplaatst. Zo’n woord is het meest voortreffelijke van alle woorden, het meest gangbare, en het meest aangename woord dat gesproken kan worden. Zo’n woord is inderdaad een woord dat is als appels van goud in zilveren schalen. Van alle woorden is zo’n woord het meest kostbaar, het meest zoet, het meest begeerlijk en het meest verrukkelijk. Een woord op zijn tijd, een doelgericht woord spreken, dat is het doel van dit boek. Hoewel alle waarheden heerlijk zijn, is er een dubbele heerlijkheid aan waarheden die op het juiste moment komen. Daarom heb ik het tot mijn grote taak gemaakt in deze verhandeling een waarheid te verkondigen die op het juiste moment komt, en het meest gewichtig, troostrijk en bemoedigend is, zoals ik die in het hele boek van God ken. De moeder van koning Cyrus wilde dat de woorden van degenen die tot haar zoon spraken van zijde zouden zijn. Maar het is zeker dat woorden op het juiste moment gesproken, altijd beter zijn dan zijden woorden. Elke verstandige man neemt de juiste tijd in acht om zijn zaad te 4 Vgl. Spr. 25:11.
18 zaaien, en daarom zaait hij soms in de herfst en bij het vallen van de bladeren, en soms in de lente en bij de vernieuwing van het jaar. Soms zaait hij in een droge tijd, en soms in een natte tijd. Soms zaait hij op een vochtige dag, en soms zaait hij in een droge zandgrond. Zoals de Heilige Geest spreekt: ‘...dan strooit hij wikke en spreidt komijn, of hij werpt er van de beste tarwe in, of uitgelezen gerst of spelt, elk aan zijn plaats’ (Jes. 28:25). En zo moeten alle geestelijke herders met wijsheid hun geschiktste tijden in acht nemen voor het zaaien van dat onsterfelijke zaad dat God in hun handen heeft gelegd. Zoiets heb ik op het oog gehad. Maar laat de christelijke lezer oordelen of ik het doel heb getroffen of gemist. Iemand die spreekt over de heerlijkheid van de hemel, zegt dat de goede dingen van het eeuwige leven zo talrijk zijn dat ze het getal te boven gaan, zo groot dat ze de maat te boven gaan, en zo kostbaar dat ze alle schattingen te boven gaan, enzovoort. Hetzelfde kan ik zeggen over het deel van de ware gelovigen. Want de goede dingen die hun deel zijn, in hun God, zijn zeker zo talrijk dat ze het getal te boven gaan. Ze zijn zo groot dat ze de maat te boven gaan, en zo kostbaar dat ze alle schattingen te boven gaan. Dezelfde schrijverheeft ineenvanzijnbrievendezeopmerkelijkemededeling gedaan, namelijk dat hij op dezelfde dag waarop Hiëronymus stierf, in zijn studeerkamer was, en pen, inkt en papier had gepakt om iets te schrijven over de heerlijkheid van de hemel aan Hiëronymus. Plotseling zag hij een licht in zijn studeerkamer, en rook hij ook een zeer zoete geur, en deze stem meende hij te horen: ‘O Augustinus, wat ben je aan het doen? Denk je de zee in een fles te stoppen? Wanneer de hemelen zullen ophouden met hun voortdurende beweging, dan zul je kunnen begrijpen wat de heerlijkheid van de hemel is, en niet eerder. Tenzij je haar gaat voelen zoals ik dat nu doe.’ Zeker, de heerlijkheid van de hemel gaat elk begrip en elke uitdrukking te boven, en dat geldt ook voor dat Deel dat in deze verhandeling slechts enigszins kan worden omschreven. En inderdaad, een volledige beschrijving van die God, Die het Deel van de gelovige is, was een te groot werk voor een Aäron, staande op de berg Hor, of voor een Mozes, staande op de top van de Nebo, na het zicht op Pisga. Ja, het is een te groot en te zwaar
19 werk voor al die gezegende engelen die nog steeds voor de troon van God roepen: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen.’5 Geen eindig wezen, hoe heerlijk ook, kan ooit een oneindig wezen volledig bevatten. In het tweede vers van Jesaja 6 lezen we dat elke seraf zes vleugels had, en dat ieder met twee vleugels het aangezicht van God bedekte, met twee Zijn voeten bedekte, en met twee vloog. Dat betekent, zoals men daar goed opmerkt, dat ze met twee vleugels Zijn aangezicht bedekten – het aangezicht van God, en niet hun eigen aangezicht – en met twee Zijn voeten, en niet hun eigen voeten. Zij bedekten Zijn gezicht, omdat Zijn oorsprong onbekend was. Ze bedekten Zijn voeten, omdat Zijn doel onbegrijpelijk was. Alleen de middelste waren te zien, de dingen die zijn, waardoor er slechts een glimp van kennis kon worden opgevangen van wat God is. De wijze man zei het treffend: ‘Hetgeen dat veraf is en zeer diep, wie zal dat vinden?’ (Pred. 7:24).6 Wie kan ontdekken wat God is? De kennis van Hem is al bij voorbaat zo ver weg dat hij wiens arm in staat is om zelfs een boog van staal te breken, niet in staat is om die kennis te bereiken. Die kennis is zo ver weg dat hij die in staat is om zijn nest te maken met de adelaar, niet in staat is om erheen te vliegen. En zo buitengewoon diep, dat hij die de Leviathan zou kunnen volgen, niet in staat is om die te doorgronden; of hij die het middelpunt van de aarde zou kunnen bereiken, niet in staat is om die te vinden. En wie zou dan in staat zijn om die kennis te bereiken? In één woord, zo ver weg en zo diep is deze kennis, dat de diepte zegt: Ze is niet in mij, en de zee zegt: Ze is niet in mij. Voor mensen en engelen is dit zo’n diepte dat ze het vermogen van beide ver te boven gaat. Augustinus geeft dit antwoord op de vraag wat God is: Zeker een Zodanige als Hij Die, wanneer Hij wordt besproken, niet kan worden besproken; als Hij Die, wanneer Hij wordt beschouwd, niet kan worden beschouwd; als Hij Die, wanneer Hij met iets wordt 5 Vgl. Num. 20:28, Deut. 32:49, Deut. 34:1 en Jes. 6:3. 6 Er zijn vele diepten in God die ons oppervlakkige verstand niet kan doorgronden. En inderdaad is het de verdienste van onze godsdienst, en tot heerlijkheid van God, dat Hij ondoorgrondelijk is.
20 vergeleken, niet kan worden vergeleken, en wanneer Hij wordt gedefinieerd, groter wordt door Hem te definiëren. Als die grote apostel – die Zijn Goddelijkheid waarnam te midden van de engelen, ja, voor wie de Heilige Geest een onmiddellijke Leermeester was – het slechts ‘ten dele’ wist, dan kunnen zeker degenen die het scherpst en verstandigst zijn in Goddelijke kennis, heel goed concluderen dat zij slechts een stukje kennen van het Deel dat hun bekend is. Wat mijzelf betreft, ik durf slechts een vonkje van de kennis die anderen hebben bereikt, voor te stellen. En wie weet dat God dit vonkje in een vlam kan veranderen die de harten van velen van Zijn dierbaren kan verwarmen. Door een vonk wordt vaak veel gedaan. O, grijp niet naar de huidige winsten, genoegens, voordelen en eerbewijzen van deze wereld,maar leg een goede basis voor het toekomende. Zorg voor de eeuwigheid, zorg voor uw aandeel in en toebehoren aan God. Het was een uitstekende uitspraak van de Duitse keizer Lodewijk de Beier toen hij zei: ‘Zulke goederen zijn het waard om te krijgen en te bezitten, als ze tenminste niet zinken of wegspoelen als er schipbreuk wordt geleden.’ Hoe hebben velen onder u alles verloren door schipbreuken! En hoe heeft de Goddelijke voorzienigheid u door uw vele kruisen en verliezen geleerd dat de goede en grote dingen van deze wereld niet zeker zijn! Hoeveel van u hebben rijke erfenissen gehad die uw vaders u hebben nagelaten, naast de grote porties die u met uw vrouwen heeft gekregen, en de grote landgoederen die u door handel heeft verworven. Maar wat is er van alles geworden? Is niet alles begraven in de diepte, of in het graf van de vergetelheid? O, de wisselvalligheid en het grote bedrog van deze wereld! Het onbestendige van rijkdom, grootheid, eer en voorkeuren! Hoeveel mensen hebben we niet zien schitteren in hun wereldse pracht en glorie als sterren aan het firmament, die nu in rook zijn opgegaan! Hoe is de maan van de rijkdom en de eer van vele grote mannen verduisterd bij volle maan, en de zon van hun praal ondergegaan op het middaguur! De historicus Justinianus zegt: ‘Het was een verbazingwekkend schouwspel, dat de ijdelheid en veranderlijkheid van de status van een mens aantoonde, om de machtige Xerxes te zien drijven en weg
21 vluchten op een klein bootje, terwijl hij even daarvoor nog de hele zee nodig had voor zijn marine.’ De Nederlanders hebben, om de ijdelheid en onzekerheid van de wereld uit te drukken, heel geestig een man afgebeeld met een opgeblazen grote ballon op zijn schouders, en een ander die erbij staat en de ballon met een speld doorprikt, met het motto Quam subito – hoe snel is alles omver geblazen! Ik wil het allemaal niet te omslachtig maken. Anders had ik u beroemde voorbeelden kunnen geven van de ijdelheid en onzekerheid van alle wereldse rijkdom, pracht en praal uit de Assyrische, Chaldeeuwse, Perzische, Griekse en Romeinse koninkrijken, waarvan de glorie nu allemaal in het stof ligt. Uit dit alles blijkt overduidelijk dat het aardse goed geen zekerheid geeft. ‘Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken, gelijk een arend die naar de hemel vliegt’ (Spr. 23:5). Maar God is een Deel dat zekerheid geeft. In de tijd van de vervolging onder Maria de Bloedige was er een vrouw die door de bloeddorstige Bonner, toen bisschop van Londen, werd bedreigd dat hij haar man van haar zou wegnemen vanwege haar godsdienst. Ze zei: ‘Christus is mijn Man.’ Toen hij vervolgens dreigde haar kind weg te nemen, zei ze: ‘Christus is beter voor mij dan tien zonen.’ Hij dreigde verder: ‘Ik zal u ontdoen van al uw uiterlijke gemakken.’ Ze antwoordde: ‘Maar Christus is van mij, en u kunt mij Hem niet ontnemen.’7 Een christen kan van alles ontdaan worden, behalve van zijn God. Hij kan ontdaan worden van zijn landgoed, vrienden, relaties, vrijheid, en zijn leven, maar hij kan nooit ontdaan worden van zijn God. Zoals God een Deel is dat niemand aan een christen kan geven dan Hijzelf, zo is God een Deel dat niemand van een christen kan afnemen dan Hijzelf. Daarom, als u ooit een zeker deel wilt hebben, een blijvend en duurzaam deel, ja, een eeuwig deel, zorg dan dat God uw Deel is. O, dat u nu alleen datgene van veel waarde zult achten dat uiteindelijk veel waard zal blijken te zijn wanneer u op uw sterfbed zult liggen en voor de rechterstoel zult staan. O, dat mensen alle aardse bezittingen nu zouden waarderen, zoals ze die zullen waarderen wanneer ze zullen sterven, wanneer hun zielen zullen beven, en wanneer er slechts een 7 Uit het martelarenboek van John Foxe, Acts and Monuments (1563).
22 kleine stap tussen hen en de eeuwigheid zal zijn. O, hoe weinig waarde hechten mensen dan aan hun aardse goederen! Het zou zeker van grote wijsheid getuigen wanneer ze nu hun aardse goederen wisten te waarderen zoals zij ze dan zouden waarderen. Dat de mensen dit heerlijke, dit weergaloze Deel dat in deze verhandeling wordt uiteengezet, nu zouden waarderen zoals ze het zullen waarderen wanneer ze zullen sterven, wanneer ze zich in de oceaan van de eeuwigheid zullen begeven! Ik heb gelezen van een handelaar die op eenmarkt verschillende afbeeldingen ophing van beroemde personen, waaronder ook de afbeelding vanChristus.Daarop kochten verschillendemensen afbeeldingen naargelang hun verschillende ideeën. De soldaat kocht zijn Caesar, de advocaat zijn Justinianus, de arts zijn Galenus, de filosoof zijn Aristoteles, de dichter zijn Vergilius, de redenaar zijn Cicero, en de theoloog zijn Augustinus. Maar al die tijd hing de afbeelding van Christus erbij als iets van weinig waarde. Totdat een arme kerel, die niet meer geld had dan dat, het kocht, en zei: ‘Nu iedereen zijn god heeft weggenomen, laat mij ook de mijne hebben.’ Het zou ieder begenadigd, ernstig, vernuftig en gewetensvol hart doen bloeden om te zien hoezeer alle soorten en rangen van mensen waarde hechten aan aardse goederen. Goederen die in het beste geval slechts namaakbeelden zijn, terwijl het heerlijke goed dat hier wordt behandeld, erbij hangt als iets zonder waarde, zonder prijs. De meeste mensen zijn gek op de wereld, en daarom willen ze veel van de wereld tot hun deel hebben. Ze geven er niet om of ze ooit God als hun Deel zullen hebben of niet. Geef hun slechts een paleis in Parijs. Met die Franse hertog van Bourbon geven ze niets om een plaats in het paradijs. Geef hun slechts wat te eten, en laat degene die wil het eerstgeboorterecht nemen. Geef hun slechts manna in een woestijn, en laat wie wil het land Kanaän maar nemen. Geef hun slechts aangename en rijke grond, dan zullen ze graag met de Rubenieten hun rust nemen aan deze kant van het Heilige Land. Geef hun slechts hun zakken en schuren vol, dan zullen ze met de rijke dwaas in het Evangelie aan niets anders denken dan aan hun gemak. Dan zullen ze alleen nog denken aan eten en drin-
23 ken en vrolijkheid.8 Zo bruut en dwaas zijn ze van begrip, alsof hun kostbare en onsterfelijke zielen voor niets anders goed waren dan als zout, om hun lichamen te behoeden voor rotten en stank. O, dat deze mensen ernstig zouden overwegen dat al de aardse bezittingen voor hen die God niet tot hun Deel hebben, slechts zijn als een beker aangename wijn, aangeboden aan een veroordeelde op weg naar zijn executie, als het feestmaal van hem die onder een ontbloot zwaard zit dat loodrecht boven zijn hoofd hangt aan een dunne draad, als Adams verboden vrucht die een vlammend zwaard tot gevolg had, en als de lekkernijen van Belsazar met daarboven het handschrift op de wand. Welnu, onthoud dit: er is geen waar geluk te vinden in aardse goederen. Salomo, die een kritisch onderzoek gedaan heeft naar de voortreffelijkheid van alle aardse gemakken, geeft dit als de uiteindelijke uitkomst van al die gemakken: ‘IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.’9 Indien u naar alle schepselen rondom u gaat, zullen ze u zeggen dat het geluk niet in hen is. Als u naar de aarde gaat, zal de aarde u zeggen dat het geluk niet in de voren van het veld groeit. Als u naar de zee gaat, zal de zee u zeggen dat het geluk niet in de schatten van de diepte ligt. Als u naar de dieren van het veld gaat, of naar de vogels van de lucht, zullen ze u zeggen dat het geluk niet te vinden is op hun rug, noch in hun ingewanden. Als u naar uw zakken gaat, of naar uw stapels goud en zilver, zullen zij u zeggen dat het geluk daarin niet te vinden is. Als u naar kronen en scepters gaat, zullen zij u zeggen dat het geluk te kostbaar en te heerlijk is om daarin te worden gevonden. Zoals het niet de grote kooi is die de vogel doet zingen, zo is het niet het grote landgoed dat het gelukkige leven maakt, noch het grote bezit dat de gelukkige ziel maakt. Er is geen ware troost en geen waar geluk te halen uit de stilstaande poelen van uiterlijke voorzieningen. Alle ware troost en geluk is alleen te vinden in het hebben van een algenoegzame God als uw Deel. ‘Welgelukzalig is het volk dien het alzo gaat; welgelukzalig is het volk welks God de Heere is’ (Ps. 144:15). 8 Vgl. Luk. 12:16-21. 9 Pred. 1:2.
24 En daarom, als u ooit gelukkig wilt zijn in beide werelden, op aarde en in de hemel, is het zeer belangrijk dat u een aandeel in God krijgt. Het is van groot belang dat u onrustig wordt in uw eigen ziel, totdat u God als uw Deel gaat genieten. Een man die God tot zijn Deel heeft, is ongeëvenaard. Hij is de zeldzaamste en gelukkigste mens ter wereld. Hij is als de morgenster te midden van de wolken. Hij is als de maan wanneer zij vol is. Hij is als de roos in de lente. Hij is als de lelies bij de waterbronnen. Hij is als de takken van wierook in de zomer. Hij is als een vat van zwaar goud dat met allerlei edelstenen is bezet.10 Niets kan de mens die God tot zijn Deel heeft ellendig maken, en niets anders kan de mens gelukkig maken die God tot zijn Deel wil hebben. Hoe rijker, hoe ellendiger; hoe grootser, hoe genadelozer; hoe eerzamer, hoe ellendiger de mens is die God niet tot zijn Deel heeft. De Sodomieten waren zeer rijk, en wie waren er baldadiger en goddelozer dan zij? De Egyptenaren en Babyloniërs waren zeer rijk, groot en machtig in de wereld, en wie waren grotere verdrukkers en vervolgers van het volk van God dan dezen? O, de slavernij, de gevangenschap en de ellende van het volk van God onder die wrede tirannen! Zijn niet de Nimrods, de Nebukadnezars, de Belsazars, de Alexanders, de Caesars, enzovoort, de heren van de wereld geweest, en wie waren er zo gruwelijk slecht als dezen? Geen mens is in staat geweest hen te evenaren of in hun buurt te komen. Het is mij al lang geleden opgevallen dat Daniël de verschillende monarchieën van de wereld aanduidt met verschillende soorten wrede beesten. Hij deed dat om aan te tonen dat zij hun rijk door beestachtige sluwheid en wreedheid verkregen hadden, en ook door brute list en tirannie ondersteunden en in stand hielden. Ik heb gelezen van een Spartaan die zei dat degenen die de tirannie slechts uitdoofden de dood verdienden; ze hadden de tirannie met vuur moeten verteren. Maar of hij nu gelijk had of niet, laat ik aan de lezer over. Welnu, u kunt de heren van deze wereld zijn, maar u zult zeker ellendig zijn in de toekomende wereld, tenzij u God tot uwDeel krijgt. De top van het geluk van de mens in deze wereld ligt in het hebben van 10 Dit zult u volledig opgehelderd vinden in deze verhandeling.
25 God als zijn Deel. Hij die God tot zijn Deel heeft, geniet alles. En hij die een aandeel in en toebehoren aan God mist, geniet helemaal niets. Ik heb gelezen van een heiden die door een plotselinge schipbreuk al zijn rijkdom verloor. ‘Welnu, fortuin,’ zei hij, ‘ik zie nu dat u wilt dat ik een filosoof word.’ O, dat u onder al uw zware verliezen en kruisen zou zeggen: Welnu, wij zien nu dat God wil dat wij een schat in de hemel vergaderen.11 Wij zien nu dat God wil dat wij een beter Deel zoeken dan wat deze wereld ons biedt. Wij zien nu dat het ons ten zeerste aangaat om ons aandeel in en toebehoren aan God veilig te stellen, en dat het genieten van God als ons Deel het enige noodzakelijke is. Hebben niet velen van u gezegd, ja gezworen, dat als u slechts het genot van uw ogen mocht zien en genieten, dat u dan een geweldige handel zou hebben, en overvloedig zou zijn in alle overvloed en voorspoed, en rijk en groot en heerlijk zou worden in de wereld? En dat u dan verlost zou zijn van alles wat slechts een last leek? Indien het inderdaad zo met u is, waarom klaagt en murmureert u dan zo? En waarom lopen velen van u op en neer over de beurs en op de straten met tranen in hun ogen, en met zwaarte in hun hart, en versleten jassen, en lege portemonnees? En waarom zijn zovelen van u gebroken, gevangen, ondergedoken, en zovelen gevlucht? Ik zeg niet dat u anderen heeft bedrogen. Maar als het anders is, en u zich ervan bewust bent dat u uzelf bedrogen heeft, is het des te belangrijker dat u uzelf en uw ziel recht doet, om u van God te verzekeren. Wat kan anders uw vreselijke teleurstellingen goedmaken? Het is een treurig gezicht om alle pijlen die de mensen schieten op hun eigen hoofd te zien vallen. Of om hen een koord te zien spannen om zichzelf op te hangen. Of om de mensen een kuil voor anderen te zien graven en er zelf in te zien vallen. Het is slechts rechtvaardigheid dat de mensen moeten bakken zoals zij brouwen, en dat zij die onheil brouwen er zelf het eerste en het meeste van drinken. De beste manier om zo’n droevig gezicht en zo’n groot onheil te voorkomen, is God tot uw Deel te krijgen. Want als God eenmaal het Deel van een mens wordt, dan ‘zullen hem alle dingen medewerken ten 11 Vgl. Matth. 6:19-20.
26 goede’.12 Dan zal God hem behoeden voor zulke schadelijke en ondeugende handelingen. De hele wereld is een groot gekkenhuis, en er zijn veel mensen die waanzinnig denken, praten, handelen en wandelen. Nu, omdat u niet onder hen gevonden wilt worden, is het zeer belangrijk dat u God tot uw Deel krijgt, zodat u vervuld wordt met de wijsheid die u kan behoeden voor de dwaasheid en waanzin van deze gekke wereld. De volgende preken sprak ik uit in het jaar 1660, in Olave’s Church, aan de Bread Street in Londen, en God zegende ze toen voor de christenen die mijn bediening bijwoonden. En ik hoop dat Hij ze ook zal zegenen voor het inwendige en eeuwige welzijn van uw zielen, aan wie ze nu zijn opgedragen. lk heb ze aanzienlijk uitgebreid. De winst zal voor u zijn, de arbeid is van mij geweest. Ik acht ze zeer geschikt voor de huidige beschikkingen van de Voorzienigheid, anders hadden ze nu het licht niet gezien. Nieuwsgierigheid is het geestelijke overspel van de ziel. Nieuwsgierigheid is die zucht van de ziel, waardoor ze verlangt naar nieuwigheden, en gezonde en heilzame waarheden verafschuwt. Het is de besmettelijke ziekte van deze tijd en dit uur. En daarom, als iemand van u last heeft van deze jeuk van nieuwsgierigheid, en ervan houdt wijs te zijn bovenwat er geschreven staat, en er genoegen in schept de mysteries van de godsdienst alleen te onderzoeken met uw eigen verstand, dan kunt u zich, als u wilt, de moeite van het lezen van deze volgende verhandeling besparen. Dat geldt ook als u meer waarde hecht aan elegante uitdrukkingen en begrippen, en de bloemen van de retoriek, dan aan gezonde en heilzame waarheden. Onthoud alleen dit, dat de voorzichtige boer zich meer verheugt in de rijpheid, degelijkheid en goedheid van het koren dat op zijn veld staat, dan de schoonheid van het koren zelf. En onthoud dat geen mens ellendiger kan leven dan hij die helemaal leeft van de sausjes. En hij die meer kijkt naar de aantrekkelijkheid dan naar de gezondheid van de schotels vlees die hem worden voorgezet, kan wel voor een dwaas doorgaan. Welnu, onthoud dit ter afsluiting: zoals Noach dronken werd van zijn 12 Vgl. Rom. 8:28.
27 eigen wijn en zoals Goliath werd onthoofd door zijn eigen zwaard, zult u door uzelf vernietigd worden. Zoals de roos wordt vernietigd door de kanker die ze in zichzelf kweekt, en zoals Julia Agrippina werd gedood door haar zoon Nero, aan wie ze adem gaf, zult u door uzelf vernietigd worden, als u ooit eeuwig vernietigd wordt. Als u ooit ongedaan wordt gemaakt, zult u door uzelf ongedaan worden gemaakt. Als u ooit wordt gegeseld tot de dood, zal dat gebeuren met staven van uw eigen makelij. Als u ooit de bittere beker van de verdoemenis in handen wordt gegeven, zal blijken dat deze door uzelf is bereid, vermengd en bitter gemaakt. Zie, ik heb in deze verhandeling leven en dood, hemel en hel, heerlijkheid en ellende u voorgesteld. En daarom, als u de dood verkiest boven het leven, de hel boven de hemel, ellende boven heerlijkheid, wat kan er rechtvaardiger zijn dan dat u tot in alle eeuwigheid zult omkomen? Als u God niet tot uw Deel wilt hebben, zult u zeker toorn en de hel tot uw deel hebben. Welnu, onthoud uiteindelijk dit: ieder mens zal alleen zijn eigen dwaasheid danken voor zijn eigen vloek, zijn eigen zonde voor zijn eigen eeuwige schande, zijn eigen ongerechtigheid voor zijn eigen eindeloze ellende. Ik heb nu niets anders meer te doen dan al het belang dat ik in de hemel heb, toe te passen, opdat deze verhandeling gezegend moge zijn voor al uw zielen, en dat u allen ervaart wat het is God tot uw Deel te hebben. Want dat zal in de grote dag van onze Heere Jezus mijn vreugde zijn én de uwe, mijn kroon én de uwe, mijn heerlijkheid én de uwe. ‘En nu, broeders, ik beveel u Gode en het woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden’ (Hand. 20:32). Aldus verblijf ik, de dienaar van uw zielen, Thomas Brooks
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==