12 bijna tijd. ‘Meester?’ vraagt Pepijn. ‘Het plakband is weg.’ Meester Teun staat op een stoel om boven het raam een poster op te hangen. ‘Kijk maar even op mijn bureau.’ Maar wat Pepijn ook optilt, er komt geen plakband tevoorschijn tussen de stapels op meesters bureau. De ene helft van de week is het bureau van meester Teun. En de andere dagen van juf Anne. Maar het maakt geen verschil. Het is eigenlijk altijd een rommeltje. ‘U moet ook opruimen, meester!’ roept Fijs. ‘Uw bureau lijkt wel een kinderboerderij!’ Fijs schrikt van zichzelf. Nu floept hij er alweer wat uit. Snel duikt hij in zijn hulpschrift en doet hij alsof hij schrijft. Maar meester grinnikt gelukkig. ‘Ja, ja, het komt goed, vriend.’ Livia buigt zich naar Fijs. ‘Dat zegt meester altijd.’ Fijs knikt. ‘Juf Anne ook. Maar ze vergeten steeds zelf op te ruimen.’ ‘Nog tien minuten,’ zegt meester Teun als hij langs Fijs loopt. Fijs is het langst bezig met zijn spullen. De rest is al klaar en is lekker aan het tekenen. Maar dat geeft niets, want Fijs is gewoon de beste in troep maken. Hij zou best wereldkampioen kunnen worden. Zijn taalschrift krijgt hij niet los zonder het kapot te scheuren. Hij moet zelfs lijm uit zijn laatje peuteren. Het lijkt wel of de lijm kleine klauwtjes heeft waarmee het zich vasthoudt.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==