9789033132407

JOKE VAN WINKEL Het geheim bij mij thuis DEN HERTOG - HOUTEN

© 2023 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3240 7 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 Hoofdstuk 1 Ze wil hem kwetsen. Harder dan hij haar doet. Ze weet echter weinig over hem, en hem voor ‘vuurtoren’ uitmaken, zal hij alleen maar heel lachwekkend vinden. Tim pakt het stuur van haar fiets beet. ‘Hé, geef je nog antwoord?’ Rhodé staart naar de grond. Het zal niet lang duren of zijn vrienden komen er ook aan. ‘Laat me erlangs.’ Ze doet een poging omTims hand los te trekken. Hij grijnst. ‘O, moet je naar je ouders? Ze uit de ballenbak halen, zeker?’ Waarom blijft hij dit grapje leuk vinden? Ze kijkt langs hem heen en rukt zijn arm van haar stuur. ‘Ga uit de weg.’ ‘Je bent zo grappig als je boos wordt.’ Tim schopt tegen haar fiets als ze wegrijdt. Rhodé trapt zo hard mogelijk. Aan het einde van de dijk kijkt ze achterom. Tim is de andere kant op gegaan. Zou hij elke woensdagmiddag deze route nemen? Ze moet de dijk maar mijden om deze tijd. De deur valt met een klap achter haar dicht. In de huiskamer zit haar moeder aan tafel te kleuren. Ze kijkt even op. ‘Ha, Rhodé. Hoe was het op school?’ ‘Goed, hoor.’ Rhodé stapt over een treintje heen dat op de vloer ligt, slingert haar tas in de hoek en ploft op de bank. ‘Kom je ook kleuren?’ vraagt haar moeder. ‘Mwah. Zal ik thee zetten?’ Zonder antwoord af te wachten, staat ze op.

6 De waterkoker slaat net af als er een busje voor het huis stopt. Rhodé zet de deur vast open voor haar zusje. Daarna schuift ze de glazen, bakjes, borden en bestek op het aanrecht opzij en opent een keukenkastje. Is het dienblad er niet meer? Ze gaat op haar tenen staan en voelt op de tast op de bovenste plank. Daarna kijkt ze om zich heen. Nou ja, dan die drie glazen maar een voor een meenemen. ‘Hoi.’ Met een knal gooit Lotte de deur dicht. Op een holletje gaat ze naar de huiskamer. ‘Ik heb een brief.’ Rhodé neemt twee glazen mee. In de kamer geeft Lotte de brief aan haar moeder. Als Rhodé met het derde glas terugkomt, ziet ze haar moeder met het papier in haar handen staan. Ma kijkt even op en geeft de brief aan Rhodé. ‘Lees jij maar. Gaat over de ouderavond. Wat moet ik doen?’ Ze pakt hem aan. Haar ogen gaan over de regels. ‘Opgeven via het ouderportaal. Ik doe het meteen wel.’ Uit het laatje haalt ze haar moeders telefoon. ‘Voorkeur voor een dag?’ ‘Kijk maar in de agenda.’ Haar moeder knielt bij Lotte neer, die het treintje over de rails laat rijden. ‘Lief van oom Jesse en tante Marijke om dit voor Loïs’ verjaardag te kopen, hè?’ ‘Dit is een hoge berg.’ Lotte wijst achter de tafel, waar het dienblad schuin tegen een paar boeken rust. ‘Moet je zien hoe hard hij daar vanaf kan.’ Rhodé legt de telefoon terug. ‘Is Loïs bij een vriendinnetje?’ ‘Ja, bij Madelin.’ Madelin. Die woont buiten het dorp. Dan zal moeder Loïs straks gaan halen. Rhodé zal dus moeten koken. Ze staat op en loopt naar de keuken. In de koelkast vindt ze weinig bruikbaars. ‘Zal ik meteen de boodschappen doen?’ Met de deurkruk in haar hand kijkt ze haar moeder aan. ‘Ik maak wel een pan macaroni.’ Haar moeder klautert overeind. ‘Dat ga ik zelf doen. Ik wil spinazie eten.’

7 Alweer spinazie? Rhodé kijkt naar de klok. ‘Maar hoe laat moet Loïs gehaald worden dan?’ ‘Die komt zelf naar huis.’ ‘Zélf?’ Even staart ze haar moeder aan. ‘Maar Madelin woont in de Duinstraat.’ ‘Ze weet de weg.’ ‘Mam, dit kan écht niet,’ valt Rhodé uit. ‘Loïs is net zeven. Ze moet langs een drukke straat.’ Haar moeder lacht. ‘Ze heeft het vaker gedaan. Ze is al zo groot.’ ‘Ik ben nóg groter.’ Lotte gaat op haar tenen staan en rekt zich zo ver mogelijk uit. ‘Ik ben al tien.’ Vaker? Het is een wonder dat er nooit iets is gebeurd. En wat zal de moeder van Madelin wel niet denken? ‘Ik ga haar wel halen.’ Rhodé plukt haar jas van de bank. ‘Nee hoor, echt niet nodig. Loïs is zo trots dat ze het alleen kan.’ ‘Oké.’ Met een zucht trekt Rhodé een laatje van de kast open. ‘Dan zal ik een boodschappenbriefje maken.’ Als haar moeder met het boodschappenbriefje vertrokken is, kijkt Rhodé haar door het raam na. Daarna trekt ze haar jas aan. Bij Lotte knielt ze neer. ‘Luister, Lot. Ik ga even een stukje fietsen. Je laat niemand binnen. Ook niet als ze nog zo aardig doen. Goed?’ Lotte knikt zonder haar aan te kijken en speelt verder. ‘Wat heb ik gezegd dan?’ ‘Ik mag niemand binnen laten. Ook niet als ze nog zo aardig doen.’ ‘Precies.’ In de hoogste versnelling racet Rhodé de straat uit. De kortste weg is over de dijk. Maar als Tim... Stel dat hij ergens moest zijn en nu net weer vertrekt... Kleine kans, maar toch. Ze trapt door. Toch maar niet over de dijk. Ze fietst rechtdoor. Bij het stoplicht twijfelt ze. Dit was geen slimme keus. Haar zusje gaat waarschijnlijk wel over de dijk.

8 Ze keert. Hijgend zet ze tien minuten later haar fiets tegen een lantaarnpaal. Ze had gehoopt dat ze Loïs onderweg tegen zou komen. Dan had ze net gedaan of ze een stukje aan het fietsen was en haar zomaar onverwachts tegenkwam. Nu toch maar aanbellen en het risico lopen dat haar zusje boos wordt, omdat ze haar komt halen. ‘Loïs? Nee, die is al vertrokken.’ Madelins moeder kijkt haar vragend aan. ‘Ze mocht alleen, toch?’ Rhodé knikt. ‘Maar ik was in de buurt en bedacht ineens dat ik haar wel op kon komen halen. Gewoon voor de gezelligheid. Hoe laat is ze vertrokken?’ ‘Ruim een kwartier geleden, schat ik.’ Ze mompelt een bedankje. Waarom is ze haar dan niet tegengekomen? Rhodé haalt haar fiets van het slot. Welke weg kan haar zusje anders genomen hebben? In de verte hoort ze een sirene. Rhodé huivert. Haar moeder moet beseffen dat Loïs niet zo ver alleen kan fietsen! Zal ze langs een andere weg teruggaan? Wie weet is Loïs verdwaald. Toch maar meteen naar huis. Als Loïs niet thuis is, weet ze zeker dat haar iets overkomen is. Haar hart bonst als ze zo hard mogelijk wegfietst. Wanneer zet een ziekenwagen de sirene aan? Alleen als het heel ernstig is of al eerder? Even gaat ze rustiger trappen om op adem te komen. Bij de dijk gaat ze weer vol op de trappers staan. Steeds kijkt ze om zich heen. Haar zij steekt als ze haar fiets de schuur in rijdt. Hé, die van Loïs staat er ook. Ze laat haar adem ontsnappen. ‘Dit is echt onverantwoord,’ roept ze zodra ze de buitendeur opent. Haar moeder roert in een pannetje. ‘Wat?’ Oh. Haar moeder is aan het koken. Dan nu even niet met haar praten. Praten en koken tegelijk is voor haarmoeder te ingewikkeld. ‘Niks.’

9 Ze trekt een sprintje naar de huiskamer. Loïs en Lotte spelen samen met het treintje. Haar vader doet rek- en strekoefeningen. ‘Pa, dit kan niet, hoor,’ zegt ze gedempt als ze de deur achter zich gesloten heeft. ‘Wat? Ben ik niet fit genoeg?’ ‘Dat bedoel ik niet.’ Ze gaat op de bank zitten. ‘Loïs komt regelmatig alleen terug van Madelin. Helemaal op de fiets. Ze moet langs drukke stukken en ze is pas zéven.’ ‘Al zeven,’ roept Loïs. ‘En ik speel graag bij Madelin. Ze heeft een grote kamer en veel lego en...’ Rhodé gebaart haar zusje om stil te zijn. ‘Pap? Dit kan toch niet?’ ‘Madelin?’ Pa blijft rechtop staan. ‘Die woont in de Duinstraat. Wel een beetje gevaarlijk, ja.’ ‘Ik kan het wel!’ roept Loïs. ‘Ben jij al zo’n grote meid?’ Vaders ogen gaan stralen. Hij loopt op Loïs af en zwaait haar de lucht in. ‘Ben jij papa’s dappere meisje dat al zo’n stuk alleen kan fietsen?’ Zuchtend laat Rhodé zich op de bank glijden. Vanavond tante Marijke maar bellen. Daar nemen haar ouders het misschien wel van aan. En anders contact opnemen met hun gezinscoach.

10 Hoofdstuk 2 Rhodé loopt de huiskamer in. ‘Lot? Schiet je op? Het busje komt zo.’ ‘Ja-ha.’ Lotte kruipt met haar speelgoedpaardjes onder de tafel. Rhodé loopt haar achterna. Op maandag en op donderdag vertrekt moeder vroeg naar haar werk en is het haar taak om haar zusjes naar school te helpen. ‘Je hebt je schoenen nog niet aan en je moet je tanden nog poetsen. Even opschieten.’ ‘Kan straks ook nog.’ ‘Nee, want dan is de bus er al.’ ‘Die wacht wel.’ Rhodé zucht. ‘Zo hoort dat niet. Je moet mensen niet op je laten wachten.’ ‘Bessie heeft mooi haar.’ Lotte streelt de manen van een paardje. ‘De bus wacht altijd.’ Ja, maar zij wil niet dat de chauffeur wéér op Lotte moet wachten. Ze herkent de blik van de chauffeur echt wel. Het is dezelfde blik die zoveel mensen op haar werpen. Jij zult er ook wel zo een zijn, zeggen ze met hun ogen. In de gang pakt ze de schoenen van haar zusje. ‘Hier. Ik doe ze wel bij je aan.’ Ze trekt een van Lottes benen naar zich toe. Het is nog lastig ook om een voet van iemand die totaal niet meewerkt in een schoen te krijgen. Rhodé voelt zich warm worden. ‘Werk alsjeblieft een beetje mee,’ valt ze uit. ‘Ik doe toch niks?’ Ja, dat is nu juist het probleem. Ze trekt haar zusje onder de tafel vandaan, plukt het paardje uit haar handen en gooit het met een

11 boogje op de bank. ‘Eerst je schoenen aan en je tanden poetsen. Als je tijd over hebt, kun je spelen.’ ‘Mama is veel liever.’ En ik zorg ervoor dat we nog een beetje een normaal gezin zijn, wil Rhodé zeggen, maar ze slikt het in. Lotte stapt net de badkamer in als er een claxon klinkt. ‘Zie je, daar is de bus al. Even snel je tanden poetsen.’ ‘Hoef geen tanden te poetsen.’ Meteen voelt Rhodé dat ze wéér een kleur krijgt als ze voor zich ziet hoe klasgenoten op de basisschool ‘iew’ roepend hun neus dichtknepen, toen ze liet ontvallen dat ze vaak vergat om haar tanden te poetsen. Soms lukt het haar omLottemet een spelletje aanhet tandenpoetsen te krijgen, maar vandaag heeft ze er geen energie voor. Ze duwt de tandenborstel in Lottes handen. ‘Poets nog maar even.’ Tegelijk draait ze zich om. Als ze niet ziet dat haar zusje de tandenborstel ongebruikt terugzet, is het ook haar fout niet als ze er niks tegen doet. Rhodé holt de trap af. ‘Trek jij ook vast je schoenen en je jas aan,’ roept ze in het voorbijgaan naar Loïs. De chauffeur laat het raampje zakken. ‘Nog bezig?’ Rhodé knikt. ‘Ze komt er echt bijna aan.’ De blik van de man achter het stuur ontgaat haar niet. Wanneer komt jouw busje, lijkt hij zonder woorden te vragen. ‘Sorry dat ze weer te laat is. Ik heb het ’s ochtends echt druk. Ik moet ook naar school.’ De chauffeur kijkt haar nog steeds met dezelfde blik aan. ‘Veel te doen, hoor, als je naar de havo gaat,’ probeert ze er zo nonchalant mogelijk aan toe te voegen. Als de man niet reageert, sprint ze het huis in. ‘Lot? Ben je klaar?’ Gestommel op de trap. Rhodé grist de tas van Lotte van de keukentafel. In de keukenla vindt ze een rol pepermunt. Het plakt trouwens wel in die la. Ze schuift de la dicht en geeft de tas aan Lotte. ‘Hier is je tas. Alles zit erin. Hier, een pepermuntje. Nou, doei.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==