9789033132407

5 Hoofdstuk 1 Ze wil hem kwetsen. Harder dan hij haar doet. Ze weet echter weinig over hem, en hem voor ‘vuurtoren’ uitmaken, zal hij alleen maar heel lachwekkend vinden. Tim pakt het stuur van haar fiets beet. ‘Hé, geef je nog antwoord?’ Rhodé staart naar de grond. Het zal niet lang duren of zijn vrienden komen er ook aan. ‘Laat me erlangs.’ Ze doet een poging omTims hand los te trekken. Hij grijnst. ‘O, moet je naar je ouders? Ze uit de ballenbak halen, zeker?’ Waarom blijft hij dit grapje leuk vinden? Ze kijkt langs hem heen en rukt zijn arm van haar stuur. ‘Ga uit de weg.’ ‘Je bent zo grappig als je boos wordt.’ Tim schopt tegen haar fiets als ze wegrijdt. Rhodé trapt zo hard mogelijk. Aan het einde van de dijk kijkt ze achterom. Tim is de andere kant op gegaan. Zou hij elke woensdagmiddag deze route nemen? Ze moet de dijk maar mijden om deze tijd. De deur valt met een klap achter haar dicht. In de huiskamer zit haar moeder aan tafel te kleuren. Ze kijkt even op. ‘Ha, Rhodé. Hoe was het op school?’ ‘Goed, hoor.’ Rhodé stapt over een treintje heen dat op de vloer ligt, slingert haar tas in de hoek en ploft op de bank. ‘Kom je ook kleuren?’ vraagt haar moeder. ‘Mwah. Zal ik thee zetten?’ Zonder antwoord af te wachten, staat ze op.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==