9789033132452

8 In de eerste jaargang van De Saambinder staan acht samenspraken over verschillende onderwerpen, maar in juli 1920 werd een begin gemaakt met de samenspraken over de woestijnreis der kinderen Israëls. Hierin worden de ondervindingen van Gods kinderen tijdens hun reis door de woestijn van dit leven op treffende wijze getekend, deMara’s en de Elims. In 1924 stond de laatste aflevering in De Saambinder. Alle samenspraken zijn inboekvormuitgegeven. De samensprakenover de woestijnreis zijnwel de bekendste. Ze werden zelfs in het Engels vertaald. ‘Bert and Case’, zo heten Bart en Kees in ‘Israel’s Welderness Yourney’. Het boek verscheen voor de eerste keer in 1928. De titel luidde: Bart en Kees over den ouden, welbeproefden en altijd verschen weg, welke van het diensthuis der zonden naar het Kanaän der ruste leidt. Later verschenen herdrukken met een kortere titel: De woestijnreis der kinderen Israëls. In 2004 verscheen de tiende druk. De spelling werd toen aangepast en tekst werd opnieuw gezet. Van deze herziene uitgave verscheen in 2011 een herdruk. Maar het boek is alweer geruime tijd uitverkocht. Daarom verschijnt nu weer een nieuwe druk. Ook werd de tekst opnieuw gezet. Gijsbertus van Reenen werd op 10 september 1864 in Utrecht geboren. Toen Gijs de leeftijd bereikte dat hij naar school zou gaan, stonden zijn ouders voor eenmoeilijke beslissing. Voorwaarde om tot de school toegelaten te worden, was dat de kinderen tegen pokken ingeënt zouden worden. Vader en moeder Van Reenen hadden daartoe geen vrijmoedigheid. Moeder Van Reenen heeft toen haar kinderen zelf onderwijs gegeven. Dat heeft ze op een voorbeeldige wijze gedaan. Het was later aan niets te merken dat de kinderen nooit een lagere school hadden bezocht. Na voldoende onderwijs ontvangen te hebben, werd Gijs in de leer gedaan bij een glasschilder. Dat werk sloot aan bij zijn kunstzinnige aanleg. Een prettige baas had hij niet. ‘Een bruut’, zei Van Reenen later. ‘Maar bij zulke mensen leer je wel werken.’ Toen Van Reenen ongeveer 21 jaar was, begon hij voor zichzelf. Hij had werk in overvloed. Met name werkte hij veel in rooms-katholieke kerken. Maar aan dat werk kwam een abrupt einde. Eens was hij bezig met het opknappen van heiligenbeelden. Met kracht kwamen de woorden van Psalm 135 in zijn hart: ‘Dat die ze maken hun gelijk worden...’ Het was hem toen onmogelijk om nog langer in rooms- katholieke kerken te werken. Maar dat betekende niet dat hij nu geen

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==