12 Een belovend God is een vervullend God We kunnen de 24 hoofdstukken van het boek Jozua precies in tweeën verdelen. De hoofdstukken 1 tot en met 12 beschrijven de inname van Kanaän. Ze gaan over de intocht en de verovering van het land. In de hoofdstukken 13 tot en met 24 lezen we over het bezit van Kanaän. Het land wordt verdeeld en het volk mag erin wonen. Daarbij geeft Jozua Gods geboden en inzettingen door aan het volk. De Israëlieten dienen te weten hoe ze zich in het Beloofde Land ten opzichte van de Heere moeten gedragen. In het boek Jozua blijkt heel duidelijk dat de Heere Zijn Woord vervult. Het gaat dan met name over de belofte die Hij aan Abraham, Izak en Jakob heeft gegeven, dat hun nageslacht het land Kanaän zal beërven. In het boek Jozua zien we dat een belovend God ook een vervullend God is. We horen de Heere spreken in vers 2: ‘Het land, dat Ik hun, de kinderen Israëls, geef’. Letterlijk staat er: dat Ik hun ben gevende. Dus de Heere is bezig om het land aan het volk te geven. Het is iets waarmee Hij begonnen is en waarmee Hij doorgaat. Zo kunnen we het bijbelboek Jozua eigenlijk in twee korte zinnen samenvatten: Gods Woord is waar en Gods werk gaat door. Gods Woord is waar. Uit alles blijkt de waarheid van Gods belofte. God blijft trouw aan Zijn Woord. Het volk komt in Kanaän. De Heere heeft het beloofd, Hij heeft Zijn Woord gegeven. Het gebeurt ook. Het volk trekt het Beloofde Land binnen. Gods werk gaat door. God is bezig het land te geven. Na veertig jaar staan ze hier aan de grens van Kanaän. Maar in al
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==