9789033132629

12 zeker in onze tijd, dan is het een zonde ten opzichte van de Heere en zijn gemeente om ons aan het huisbezoek te onttrekken. Je hoort het helaas weleens onder gemeenteleden: ‘Nou, voor mij hoeft het niet’, of: ‘Ik zie er het nut niet van in.’ Of: ‘Die ambtsdrager wil ik wel, maar die andere wil ik niet.’ Het individualisme en de hoogmoed gaat ook de kerkmens van de 21e eeuw niet voorbij. Laten we bedenken dat het een groot voorrecht is om bij de christelijke gemeente te mogen horen, maar dat geeft ook een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van de Heere en van elkaar. Huisbezoek staat in het teken van het hart, van de ziel. Daarom is het van grote betekenis dat zowel de ambtsdragers als gemeenteleden zich daarvoor openstellen. We lezen in Efeze 4 dat de Heere heeft gegeven herders en leraars ‘tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus. Uit Welken het gehele lichaam, bekwamelijk samengevoegd en tezamen vastgemaakt zijnde door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijnmaat, den wasdomdes lichaams bekomt, tot zijn zelfs opbouwing in de liefde’ (vers 11-12, 16). We lezen in 1 Korinthe 12:12: ‘Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==