8
‘Stralen van regen, bedoelt u.’ Ze ploft op de bank.
‘Jij bent ons zonnetje aan boord. Dat weet je toch?’
Ze kijkt naar haar vader. ‘Soms spoort u echt niet. Maar dat is geen
nieuws.’
‘Floortje, wat is er heerlijker dan deze morgen met mijn lieve
dochter door te brengen in de stuurhut?’
Ze trekt haar wenkbrauwen op. ‘U bent toch niet vergeten wat er
straks gaat gebeuren?’
Vader kijkt haar verbaasd aan. ‘Ja, vertel jij het maar.’
Ze stuift op en trekt haar vader aan zijn arm. ‘Pap, doe niet zo
flauw.’
Hij schiet in de lach. ‘Waarom denk je dat ik straks een zak watten
ga halen?’
‘Vast niet om in uw oren te stoppen,’ zegt ze. ‘Want u wilt niets
missen. U vindt het ook gezellig dat Tessa een dagje aan boord
komt.’
Ze trekt haar knieën op. Dromerig kijkt ze naar buiten. Ze kan niet
wachten om haar vriendin na al die weken weer te zien. Eindelijk
kunnen ze weer heerlijk kletsen. Natuurlijk hebben ze in de
vakantie regelmatig contact met elkaar gehad, maar vandaag zien
ze elkaar. Dat ze uitgerekend de laatste dag van de vakantie bij
elkaar in de buurt zijn met de schepen, vindt ze geweldig.
‘Tessa zal met dit slechte weer toch wel komen?’ zegt ze
aarzelend.
‘Als wij straks bij de steenfabriek zijn, staat Tessa al te wachten op
de kade.’
‘Het is balen dat we vandaag niet kunnen zwemmen en zonnen,’
zegt ze een beetje zielig.
‘Alsof je nog niet bruin genoeg geworden bent,’ zegt vader. ‘Maar
voor vanmiddag geven ze droog en zonnig weer op.’
Even kijkt Floortje achterom door het grote raam. Onophoudelijk