9789033131745

5 Roland Kalkman door noodweer DEN HERTOG - HOUTEN

6 AVI E5 © 2022 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3174 5 Omslagillustratie: Corné van der Horst Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 Proloog April 1945, in een Zwitsers Alpendorpje Johann Roth schuift zachtjes de grendel van het schuurtje. De kans dat iemand hem opmerkt, is niet zo groot, maar hij heeft liever niet dat Grossvater hoort dat hij hier is. De oude man maakt zich toch altijd al zorgen om hem. Sinds Johann aan het begin van de oorlog werd opgeroepen voor het leger, is zijn opa elke dag bang dat hij tijdens zijn dienstplicht gedood zal worden door de Duitsers. Zwitserland is dan wel neutraal, maar het Zwitserse leger staat elke dag paraat om een eventuele inval van de Duitsers terug te slaan. Even glijdt er een glimlach over zijn gezicht. Zijn opa moest eens weten dat hij in de rang van ‘Hauptmann’ in het Zwitserse leger regelmatig onderhandelingen voert met Duitse naziofficieren. Op de tast gaat hij de schuur in. Aan de rechterkant vindt hij wat hij zoekt: een stevige spade. Zachtjes sluipt hij weer naar buiten. In het licht van de maan kijkt hij op zijn kompas en telt hij de stappen vanaf het schuurtje. Hij loopt precies naar het oosten, recht op de maan af. 1007 passen tot de beek. Hij slaat linksaf en volgt de beek. 580 passen. Af en toe voelt hij in de rotsige bodem. 583. Hier voelt de bodem wat zachter aan. Hij steekt de spade in de grond. De bodem is hier inderdaad wat zachter. Hier en daar ligt een kiezel, maar er zijn geen grote rotsen op deze plek.Waarschijnlijk omdat de beek hier een paar jaar geleden overstroomd is. De oever is vanzelf

8 opgehoogd door de modderstroom. Hij graaft gestaag door. Af en toe moet hij stoppen om het zweet van zijn voorhoofd te vegen.Toch graaft hij door. Gelukkig schijnt er een heldere maan deze nacht. Daardoor heeft hij genoeg licht om te zien hoe diep hij heeft gegraven. Ineens stoot zijn spade op een rotsblok. Dieper gaat het niet. Hij kijkt in het gat. Een centimeter of veertig. Liever had hij wat dieper gezeten, maar ach, wat maakt het eigenlijk uit. Niemand die hier zal zoeken naar het kistje.Het is privéterrein, eigendom van zijn Grossvater. En die is hier waarschijnlijk al jaren niet meer geweest. De oude man komt nauwelijks verder dan de drie koeien die op stal staan. De enige die hier komt, is Johann zelf. Johann draait zich om en loopt de weg terug. Precies 583 passen. Hij staat bij een kronkel in de beek. Ook dat moet hij onthouden voor de kaart die hij vannacht nog moet tekenen. Hij checkt zijn kompas en loopt exact naar het westen. Na ruim duizend passen is hij bij het schuurtje. Hij kijkt om de hoek naar het kleine boerderijtje. Het is donker, opa slaapt. En Bruno, de hond, zal hem niet verraden. In het schemerdonker ziet hij zijn gecamoufleerde rugtas staan, tegen de wand van het schuurtje. In de tas zit zijn schat. Van hem en voor niemand anders. Hij heeft al zoveel goud in handen gehad, niemand weet dat hij dit kistje achterover heeft gedrukt. Als die verschrikkelijke oorlog achter de rug is, is dit zíjn beloning voor alle gevaarlijke ontmoetingen die hij met die vreselijke nazi’s heeft gehad. Iedereen verdient er flink aan: die Duitsers, de bankiers, de legerleiding. Dit keer is hij aan de beurt. Dit kistje is voor hem, voor later. Johann beurt het zware kistje op zijn schouder en telt zijn passen. 1007 tot aan de kronkel in de beek. Dan 583 met de

9 beek mee. Daar is het gat. Hij laat zich op zijn knieën vallen. Hij buigt zich voorover en kust het kistje. ‘Dag mijn schat, tot snel,’ mompelt hij.Voorzichtig laat hij het kistje op de bodem zakken. Met een tik komt het op de rots onder in de kuil terecht. Moeizaam staat hij op. De hele operatie heeft toch meer inspanning gekost dan gedacht. De wandeltocht door de bergen met het kistje in zijn rugzak. Het graven van de kuil en het hierheen dragen van het kistje. Hij schat dat er toch zo’n twaalf kilo in zit. Twaalf kilo goud, voor hem alleen... Dan pakt hij de spade op. Met stevige scheppen gooit hij de kuil weer dicht. Dat gaat sneller dan het graven van de kuil. In een minuut of tien is hij klaar. Nu hoeft hij alleen maar een paar graspollen op de plek te zetten, zodat je niet ziet dat hij hier heeft gegraven. Dan ligt zijn beloning hier veilig te wachten tot de oorlog voorbij is. De terugweg naar de kazerne in het dal valt hem zwaar. Bij daglicht zou hij er zo’n twee uur over doen, maar nu moet hij extra goed opletten. Het is gaan miezeren en het pad is spekglad geworden. Hoewel hij dit pad goed kent, voelt hij zich toch niet helemaal op zijn gemak. Op de heenweg had hij het gevoel dat hij werd bekeken. Misschien had iemand hem uit de kazerne zien vertrekken en waren ze hem gevolgd? Hij is dan wel Hauptmann, maar zijn superieuren zullen deze actie niet goedkeuren. Of is hij te achterdochtig omdat hij niet wil dat iemand van zijn geheime schat weet? Plotseling hoort hij een geluid achter zich. Geschrokken blijft hij staan. Het lijkt of er iemand achter hem loopt, maar dan iets hoger op de berg. Er is toch geen hoger gelegen pad? Hij tuurt met samengeknepen ogen in het donker. Door de regen en de laaghangende bewolking is de maan niet meer te zien. Het is aardedonker, met flarden mist. Zou het een beest

10 zijn? Vroeger zaten hier beren, maar daar hoeft hij niet bang meer voor te zijn. Opa vertelt altijd dat ze sinds 1900 hier niet meer zijn gezien.Wat dan? Een lynx misschien? Op zich heeft hij daar ook niets van te vrezen. Ineens ziet hij een beweging, schuin achter zich. Hij draait zich met een wilde beweging om. Op het moment dat hij de gemzenbok herkent, glijdt zijn voet weg. Met een klap valt hij op de grond, half op het pad. Hij graait om zich heen, op zoek naar houvast, maar op de spiegelgladde berg is niets waar hij zich aan kan vasthouden. Met een luide gil stort hij in het ravijn.

11 Vakantieplannen ‘Eet smakelijk,’ zegt mama. ‘Zeg, waar zullen we dit jaar eens naartoe op vakantie gaan?’ Mama kijkt van papa naar Seth. Voordat Seth kan reageren, gaat ze verder: ‘Ik heb een ideetje.’ ‘Turkije,’ zegt Seth snel. ‘Of naar Amerika.’ ‘Amerika is leuk,’ zegt papa. ‘Turkije hoeft van mij niet. Jij denkt zeker aan zo’n all-inclusive hotel met alles erop en eraan. De hele dag eten en in het zwembad hangen. Maar dat kan thuis ook.We hebben zelf een zwembad en moet je kijken wat een lekker eten ik voor ons heb gemaakt vandaag!’ ‘Ja, maar inTurkije schijnt de zon en is het dertig graden. En dan hoeven jullie ook niet te koken, hebben jullie ook eens vrij! Mert is vorig jaar naar Alanya geweest en daar praat hij nu nog over.’ ‘Amerika vind ik leuk, best een goed idee,’ zegt papa. Hij kijkt naar mama. Seth kijkt ook naar zijn moeder. Ze schudt langzaam haar hoofd, alsof ze papa een geheime boodschap doorgeeft. ‘Wat vind jij dan?’ zegt papa. ‘Ik heb dus ook een ideetje... Als jullie het tenminste willen horen,’ zegt mama. Ze laat een lange pauze vallen. Eerst neemt ze een schep van de nasi en dan neemt ze alle tijd om wat satésaus op te scheppen. ‘Ik zie het eigenlijk niet zo zitten om een vliegreis te maken. Zeker niet helemaal naar Amerika. Je zit dan tien uur in zo’n

12 vliegtuig en je moet lang wachten op het vliegveld. Eigenlijk wil ik helemaal niet vliegen.’ ‘Maar dan kun je nergens heen!’ roept Seth. Mama trekt haar wenkbrauwen op. ‘Heb je weleens van een auto gehoord?’ ‘Wil je in Europa blijven? Rondreis langs hotelletjes in Spanje of Italië?’ Papa reikt naar de kroepoek. Mama legt haar vork neer. ‘Ik heb dus een plannetje. Weet je nog van het eerste jaar dat we getrouwd waren? We zijn toen samen naar Zwitserland gegaan. Daar zou ik nog weleens heen willen.’ ‘Zwitserland?’ zegt papa, alsof hij de naam op zijn tong proeft. ‘Het was daar zo mooi, weet je nog?’ ‘Maar de beleving van toen, in een tentje op de camping, krijg je natuurlijk niet terug in hotelletjes,’ bedenkt papa. ‘Precies,’ zegt mama. Haar gezicht straalt, ziet Seth. ‘Daarom had ik bedacht: zullen we eens gaan kamperen?’ ‘Kamperen?’ zegt Seth. ‘Kramperen?’ zegt papa, terwijl hij Seth een knipoogje geeft. ‘Ja, dat lijkt me zo leuk. Gewoon lekker naar de camping. Dat is voor Seth ook leuk, op een camping zijn altijd andere kinderen om mee te spelen.’ ‘Er is één probleempje,’ zegt papa. ‘We hebben geen tent. Of wou je een stacaravan huren?’ ‘Nee! Zo’n stacaravan is geen kamperen. Daar zit tegenwoordig zelfs een vaatwasser in.’ Papa kijkt met gemaakt grote ogen naar Seth. ‘Hoor je dat, jongen?We moeten afwassen in de vakantie!’ Seth kijkt naar zijn moeder. Hij weet al hoe dit gaat aflopen. Mama heeft het helemaal bedacht en papa gaat eerst sputteren, maar gaat dan mee in mama’s plan.

13 ‘Ik vind het wel leuk om te kamperen,’ zegt hij dan. ‘Maar mag ik dan in de herfstvakantie met papa een klein vliegreisje maken?’ Papa schiet in de lach. ‘Jij bent echt verwend de laatste tijd. Je wacht het maar lekker af.’ Papa kijkt naar mama. ‘Volgens mij is jouw plan zojuist met algemene stemmen aangenomen. Maar hoe komen we dan aan een tent?’ ‘Heb je zaterdagmiddag iets te doen?’ zegt mama dan. ‘Ik stel voor dat we naar een kampeerwinkel rijden en ons eens gaan oriënteren. Er zijn tegenwoordig vast veel mooiere tenten dan twintig jaar geleden.’ ‘Weet je nog dat dat voorstukje lek was?’ zegt papa. ‘Jij had je kledingtas in het voorstukje laten staan, dus al je kleren waren nat!’ ‘En daar moet jij nog steeds om lachen?’ reageert mama. Seth kijkt verbaasd naar zijn ouders. ‘Wat is er eigenlijk leuk aan kamperen?’ zegt hij dan. ‘En wat is er te doen in Zwitserland?’ Die zaterdag lopen ze door een grote kampeerwinkel. Seth kijkt zijn ogen uit. Op de eerste verdieping zijn allemaal tenten opgezet. Je hebt keuze uit verschillende soorten, ziet hij. Grote tenten voor een heel gezin en minitentjes waar je net in je eentje in kunt liggen. ‘Die is leuk,’ zegt mama. Ze wijst naar een tent met een rond dak. ‘Die had je vroeger niet.’ Papa schudt aan de stokken van de tent. ‘Geloof me, deze wil je niet,’ zegt hij dan. ‘Eén windvlaag en het hele ding stort in elkaar. Ik denk dat je naar een wat degelijker model moet kijken.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==