9789033132025

13 met de waarheid en met de canonieke boeken niet overeenkomen. Uit zeer vele kunnen deze weinige tot klaar bewijs daarvan zijn. Het gehele vierde boek Ezra is meest niet anders dan een gedurig verhaal van verzonnen dingen, die nooit zijn geschied; gelijk inzonderheid is hetgeen de auteur verhaalt in hoofdstuk 6:49, enzovoort, van de twee grote beesten Enoch of Behemoth en Leviathan; hetwelk duidelijk smaakt naar Joodse fabelen. En wie zou kunnen geloven waarachtig te zijn, hetgeen verhaald wordt in hoofdstuk 14:21, enzovoort, dat de wet Gods geheel verloren was geweest en dat deze door Ezra in de tijd van veertig dagen weder is gedicteerd. Wat gezegd wordt in hoofdstuk 4:41, dat de zielen der gestorvenen in enige vertrekken of cellen onder de aarde bewaard worden, strijdt ook duidelijk tegen de canonieke schriften (2 Kon. 2:11; Pred. 12:7; Matth. 5:3; Luk. 16:22, 23 en 23:43; 2Kor. 5:1). In het boek vanTobias vindt met bovendien dat de Griekse en Latijnse afschriften veel van elkander verschillen en vele tegenstrijdige zaken hebben, en wordt een engel leugentaal toegeschreven; want in hoofdstuk 12:15 zegt hij dat hij is de engel Rafaël, en in hoofdstuk 5:19 zegt hij dat hij is Azaria, des groten Ananias’ zoon. Er wordt ook gezegd, dat de engel de jonge Tobias geleerd zou hebben de boze geesten te verdrijven met het braden en de reuk van het hart en de lever van een vis (6:5, 8 en 8:2), hetwelk niet weinig smaakt naar de verzinselen vanTalmoedische fabelen. Het is ook niet wel gelooflijk wat gezegd wordt in hoofdstuk 3:8, dat een boze geest, Asmodi, zeven bruidegoms van Sara zou gedood hebben. Het strijdt ook tegen elkander als gezegd wordt in hoofdstuk 3:7 dat Sara gewoond heeft in de stad Rages, en in hoofdstuk 9:3 dat de engel uit haars vaders huis gezonden is naar Rages. Aangaande de geschiedenis van Judith kan geen zekere tijd aangewezen worden, wanneer die zou geschied zijn, zodat billijkerwijze vermoedwordt dat het een verzonnen verdichtsel is; temeer daar de historieschrijver de Joden, Josephus, daarvan geen gewag maakt. En zo zij geschied ware ten tijde van Nebukadnezar gelijk gezegd wordt in hoofdstuk 1:12 en 2:1, zo zou de Heilige Geest zowel deze oorlog beschreven hebben als de oorlog van Rabsaké tegen Hizkia (2 Kon. 18; Jes. 36). Van Judith wordt in hoofdstuk 10,11 en 12 gezegd, veel leugentaal gesproken te hebben tegen Holophernus, om hem te bedriegen, hetwelk strijdt tegen het negende gebod (Ex. 20:16). En om sterker te zweren, zo misbruikt zij ook in hoofdstuk 11:4,5 de Naam Gods, hetwelk niet geschieden kan zonder meinedigheid en gruwelijke ontheiliging van Gods heilige Naam tegen het derde gebod (Ex. 20:7), gelijk ook als zij God bidt dat Hij deze haar bedriegerijen van haar lippen wil zegenen (9:13). Judith prijst ook de moorddadige daad van Simeon begaan tegen de Sichemieten (Gen. 34:25, 26), welke nochtans strijdt tegen het zesde gebod (Ex. 20:13) en door de patriarch Jakob als een boze en goddeloze daad verfoeidwordt (Gen. 49:5, 6; Judith 9:2). In het Boek der Wijsheid worden, behalve dat het ten onrechte aan Salomo toegeschrevenwordt gelijk tevoren bewezen is, ook dingen gevonden, strijdende tegende canonieke schriften. Inhoofdstuk 8:19 en 20 spreekt de auteur alsof hij zonder erfzonde geboren ware, tegen Psalm 51:7, hetgeen hij verhaalt van de oorsprong van de beeldendienst (14:15), en van de verschrikkingen door spokerijen (17:3) is niet wel gelooflijk. De auteur van het boek genaamd Ecclesiasticus Jezus Sirach, verklaart zelf in de voorrede (vs. 5) dat hij een boek zijns grootvaders heeft overgezet, en bidt dat men hem ten goede wil houden, zo hij in deze overzetting ergens zou mogen bezwijken, hetwelk onbetamelijk is voor een Goddelijk schrijver die door Gods Geest zou gedreven zijn. Hij zegt ook in vers 8 dat hij dit boek geschreven heeft in het achtendertigste jaar des konings Euergetes, hetwelk niet waarachtig kan zijn, over-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==