9789033132179

15 Ik wil een paar dingen noemen. In welke zielennood komen we terecht als de Heere onze ogen opent en ons leert wie Hij is en wie wij zijn; als we er iets van gaan zien hoe zwaar wij tegen God gezondigd hebben, hoe wij Zijn wetten hebben overtreden en dat Hij daarom op ons vertoornd is! Wat rollen er hoge golven tegen ons levensscheepje aan wanneer Gods toorn zich gaat verheffen en Gods rechtvaardigheid betaling eist van onze hemelhoge schuld en we geen kwadrantpenning hebben om te betalen! Geprobeerd om vooruit te komen, te roeien en te roeien, en niet vooruitgekomen. Wat doet een ontwaakte zondaar namelijk? Hij gaat in eigen kracht roeien. Hij gaat proberen om in eigen kracht behouden aan de overkant te komen; hij pijnigt zich om vooruit te komen. Maar weet u wat die zondaar moet ontdekken? Dat God op hem vertoornd is en dat al zijn pogingen om behouden aan de overkant te komen hem niet kunnen redden. Ook zijn tranen niet. O, die toorn Gods tegen de zonde, wie zou die kunnen dragen? Dan wordt er iets van ingeleefd: ‘...midden in de zee, zijnde in nood van de baren, want de wind was hun tegen.’ Dan wordt er iets ingeleefd van hetgeen de psalmdichter zingt in Psalm 116:2: Ik lag gekneld in banden van den dood, Daar d’ angst der hel mij allen troost deed missen. O gemeente, kennen we daar iets van? Wij willen proberen om vooruit te komen, maar weet u (en ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel), de Heere wil dat wij achteruitgaan. Niet vooruit, maar achteruit. Weet u waar de Heere u en mij wil hebben? – en vraag het u eens eerlijk af of u daar al gebracht bent – de Heere wil u en mij in het paradijs hebben. Dáár moeten wij terechtkomen, want dáár hebben wij God op het hoogst misdaan, lieve kinderen! Dáár zijn wij van het heilspoor afgegaan, ja wij, en onze vaderen tevens. Dáár ligt de oorzaak dat God tegen ons is. Jeugd, jullie weten toch wel

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==