9789033131714

DEN HERTOG – HOUTEN Ik heb je gemist Aandacht voor randkerkelijkheid en kerkverlating bij jongeren J.H. MAURITZ EN DS. A. SCHREUDER (RED.)

© 2022 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3171 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoud Woord vooraf 7 J.H. Mauritz / ds. A. Schreuder De kerk als moeder 11 1. Ds. A. Schreuder In een seculiere samenleving 23 2. Ds. W. Visscher Ploegen we op rotsen? 31 3. Dr. W. Fieret In gesprek met ouders 61 4. J.H. Mauritz Een gloedvolle aansporing 86 5. J.H. Mauritz Weg van de kerk: winst of verlies? 98 6. H.R. Keurhorst

Kerk en jeugdcultuur: wat kan de kerk doen? 109 7. Ds. H. Brons Bruggen slaan 123 8. Ds. J.B. Huisman Bijbelse aanwijzingen voor ouders 135 9. Ds. S. Maljaars Levende getuigen 145 10. Ds. W. Silfhout Geraadpleegde literatuur 158

7 Woord vooraf ‘Ik heb je gemist.’ Ouderling Den Besten komt in de stad een jongere van 19 jaar tegen, dooplid van zijn gemeente. Hé, Wim zit in zijn catechisatiegroep, maar hij is nog steeds niet geweest. Hij heeft de ouders van Wim al een keer gebeld. Ze hebben beloofd Wim te zullen sturen. Helaas heeft dat nog geen effect gehad. En nu ziet hij Wim hier in de winkelstraat. Den Besten weet dat Wim studeert op het Hoornbeeckcollege en een baantje heeft bij een garagebedrijf. Voor hij er zich van bewust is wat er met Wim aan de hand is, zegt hij: ‘Ik heb je gemist.’ Wim kijkt verbaasd op. ‘Waar gemist?’ vraagt hij. Den Besten gaat verder en zegt: ‘Op de catechisatie.’ Het is voor Wim een verlegenheidssituatie. Zijn ouders hebben al verschillende keren gezegd dat hij naar catechisatie moet. Maar ja, wat moet hij er doen? Hij heeft er weinig mee. Zijn vriendenkring is niet van de kerk en hij heeft weinig binding met de jongeren die er wel zijn. Na enige aarzeling zegt hij tegen ouderling Den Besten: ‘Ik stel het voorlopig uit. Misschien een volgend jaar.’ Wat moet de ouderling daarvan zeggen? Hij kan stimuleren om toch te komen. Maar hij voelt wel aan dat er dan weer een weggroeistap is gezet. Daarom zegt hij: ‘Joh, daar moeten we dan toch eens over praten. Wat denk je, lukt dat volgende week een keertje?’ Wim is erdoor verrast en reageert positief. Den Besten spreekt af dat hij maandag na het tweede catechisatieuur zal bellen. Elke ambtsdrager weet dat er verschillende soorten jongeren in de kerk zijn. Er zijn tieners van 12-17 jaar die thuis tegen de stroom ingaan. Ouders merken dat hun kinderen hen vaak uitproberen. Zo-

8 lang ze nog naar de catechisatie en de vereniging gaan, is er sprake van sociale betrokkenheid. Dat is al mooi. Maar menig catecheet zucht: ‘Kon ik het hárt maar bereiken.’ Ja, hij weet dat alleen de Heilige Geest het hart kan verbreken. Daarom bidt hij ook: ‘Heere, bekeer ze toch tot U.’ Ambtsdragers weten ook dat de situatie bij jongeren van 18 jaar en ouder nog complexer ligt. Deze leeftijdsgroep laat meer diversiteit zien. Er zijn jongeren serieus bezig met de zaken van de Heere en Zijn dienst. Er zijn jongeren die minder betrokken zijn en soms ook niet geïnteresseerd. Ze komen nog naar de kerk en de catechisatie. Er haken ook jongeren helemaal af. In de kerkenraad is besloten dat de catecheten na afloop van de catechisatieles een tien-minuten-gesprek zullen houden met een catechisant. Bij de jongere groepen verloopt dat tot tevredenheid. Opvallend is wel dat sommige jongeren worstelen met zichzelf of met de thuissituatie. Het is belangrijk om hen de komende jaren te blijven volgen. De gesprekken met oudere catechisanten hebben meer diepte. Er verandert veel in het leven van de adolescent. Ze hebben ouderen nodig die hen begeleiden en bijstaan. Ook in de kerk. Ambtsdragers en leidinggevenden die er werkelijk voor hen zijn. Mensen die hen de weg wijzen van het Woord; naar Hem Die de Weg, de Waarheid en het Leven is (Joh. 14:6). Er zijn jongeren die afhaken bij de catechisatie omdat ze niet het gevoel hebben dat er een relatie is met een ambtsdrager. Na verloop van tijd neemt ook de kerkgang af. Wat te doen? In het kerkelijk jeugdwerk is aan de ouders vaak meegegeven dat er in de begeleiding en toerusting van de oudere jeugd sprake is van driemaal ‘r’; dat wil zeggen: relatie, richting en ruimte. Zonder een echte relatie tussen ouders, ambtsdragers en jongeren kan er nauwelijks sprake zijn van een evenwichtige geloofsoverdracht en een stimulans om de Heere te dienen. Richting wijst naar de richting van het Woord. Evenwichtigheid bij het overdragen van de

9 Bijbelse boodschap is belangrijk. Soms nemen de jongeren afstand van bevindelijk spreken over zonde en schuld. Het overdragen van betrokkenheid bij de eigen kerkelijke gemeente wordt nogal eens aangeduid als kerkisme. De ruimte die jongeren nodig hebben in hun zoektocht naar de waarheid van Gods Woord, valt binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis. In de achterliggende decennia zijn er beperkte onderzoeken naar kerkverlating gehouden in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. In de CGK is in 20091 en in 20192 en in de Gereformeerde Gemeenten is in 19923, in 20064 en in 20155 een onderzoek gehouden. In het reformatorisch onderwijs is in 20146 en in 20197 de jongerenpopulatie bevraagd. Waar mogelijk hebben we in dit boek van deze gegevens gebruikgemaakt. Onlangs verscheen het boekje Naar de eis van zijn weg, een uitgave van de Werkgroep Gezin van het deputaatschap KGJO van de Gereformeerde Gemeenten. Een waardevolle uitgave over de benadering van jongeren. Graag danken we onze medeauteurs voor hun persoonlijke betrokkenheid bij jongeren en hun ouders. Het is ons uitzien dat het gebodene in dit boek mag bijdragen tot toerusting en motivatie van ambtsdragers en leidinggevenden in het jeugdwerk. Ambtsdragers worden geroepen om zich te verdiepen in de sociale relatie tussen de jongere die dreigt af te haken en de kerkelijke gemeente. Tevens zal dan doorklinken de liefde tot de Heere en Zijn dienst. De geestelijke relatie die heen wijst naar Hem Die een volkomen Za1. Marion Verduijn e.a., Om het hart van jongeren, LCJ 2009. 2. Visie op jongeren. Deputaatschap Kerk en onderwijs. CGJO/LCJ 2019. 3. Piet van der Ploeg, Onderzoek kerkverlating, GG 1992. 4. J. Meurs - Lambregts, Tussen eigentijds en traditie, JBGG 2006. 5. J.J. Jacobse, Adieu. Verbinding verbroken, JBGG 2015. 6. W. Fieret, Verbinders, schakelaars en ontkoppelaars, Lectoraat Hoornbeeck 2014. 7. N. van Steensel, Vorming vanuit de Bron, Lectoraat Hoornbeeck 2019.

10 ligmaker voor een volkomen zondaar wil zijn. Ook danken we de jongeren en de ouders die meegewerkt hebben aan ons onderzoek (hoofdstuk 3 en 4). Ten slotte bedanken we de heer J. Versloot van uitgeverij Den Hertog voor zijn waardevolle begeleiding. De Heere gebiede Zijn zegen over deze uitgave. Hij geve ons met Augustinus te zeggen: ‘Je kunt je ergeren aan het gedrag van jongeren. Daarmee neem je je eigen motivatie weg. Laat dit gevoel je juist aansporen nog scherper en gloedvoller met jongeren bezig te zijn. Sluit jongeren in je hart en houd van ze.’ (in: Goed onderwijs). Woerden / Beekbergen, september 2022 J.H. Mauritz Ds. A. Schreuder

11 1. De kerk als moeder Een treffend beeld Een kind heeft een moeder. Die moeder is er eerder dan het kind. Er zou geen kind geboren worden als er geen moeders waren. Vanaf het moment van de geboorte is er de moeder die met haar liefde en zorg haar kind omringt. God zorgt er in Zijn voorzienigheid voor dat het kind, dat in alles afhankelijk is, de zorg, hulp en liefde van moeder krijgt. Geen kind heeft zijn eigen moeder uitgekozen, maar ieder kind mag zich vanaf de geboorte gedragen weten door de liefde van moeder. Als er meer kinderen geboren worden, dan is er in het moederhart liefde voor ieder kind. Moeder doet er alles aan dat ieder kind de aandacht en liefde krijgt die het nodig heeft. Een moeder kies je niet zelf uit. Het is God Die haar het moederschap toevertrouwt over jou als kind. Als er meer kinderen geboren worden, mag ze haar gaven, liefde en tijd aanwenden ten dienste van haar gezin. In een gezin leef je met je broers en zussen, die je niet zelf hebt uitgekozen. Een moeder met kinderen: het is een beeld dat ook gebruikt wordt voor de kerk en haar leden. De kerk is er eerder dan de leden die in die kerk geboren worden. Wat is het een groot goed als in een plaatselijke gemeente de geslachten elkaar opvolgen, die samenkomen onder de genademiddelen. Als de gemeente iedere zondag samenkomt rondom het gepredikte Woord, dan is dat een wonderlijks iets. Want mensen die in veel opzichten heel verschillend zijn, luisteren dan naar hetzelfde Woord.

12 De kerk als moeder bij Calvijn De kerk als moeder, zo wordt vanouds over de kerk gesproken. Zo schrijft Calvijn over de kerk in zijn Institutie. In boek IV, 1 lezen we het volgende: ‘Ik zal dan nu beginnen met de kerk, in wier schoot God Zijn kinderen wil vergaderen, niet alleen om hen door haar arbeid en dienst te laten voeden zolang ze nog pasgeboren en kleine kinderen zijn, maar ook om hen door haar moederlijke zorg te laten regeren tot ze groot worden en uiteindelijk het einddoel van het geloof bereiken. Wat God samengevoegd heeft, mag men immers niet van elkaar scheiden; wie Hem (daarmee bedoelt Calvijn de Heere) als Vader heeft moet de kerk dus als moeder hebben.’ Met de laatste woorden haalt Calvijn Cyprianus aan. Deze kerkvader leefde in de derde eeuw na Christus, en heeft de volgende bekende uitspraak gedaan: ‘Wie de kerk niet als moeder heeft, kan God niet als Vader hebben.’ In hetzelfde boek IV, paragraaf 4, schrijft Calvijn dat hij de zichtbare kerk als moeder van de gelovigen beschouwt: ‘Maar omdat het nu de bedoeling is te spreken over de zichtbare kerk, laten we dan alleen al uit de eervolle benaming ‘moeder’ leren hoe nuttig, ja noodzakelijk het voor ons is om kennis van haar te verkrijgen, aangezien er geen andere toegang tot het leven is, als zij ons niet inhaar schoot ontvangt, ons baart, aanhaar borsten voedt en tenslotte onder haar hoede neemt en door haar leiding beschermt, totdat wij het sterfelijke lichaam zullen afleggen en de engelen zullen gelijk wezen. Wij zijn namelijk zo zwak dat wij pas haar leerschool mogen verlaten wanneer wij ons leven lang leerling geweest zijn’. Calvijn gaat in Boek VII er nader op in hoe we het onderscheid tussen zichtbare en onzichtbare kerk moeten zien. Daar schrijft hij het volgende: ‘Hoe we hebben te oordelen over de zichtbare kerk, die onder het

13 bereik van onze kennis valt, is naar ik meen uit het voorgaande reeds duidelijk geworden. We zeiden immers dat de Heilige Schrift op twee manieren over de kerk spreekt. Soms verstaat ze er de kerk onder zoals die in werkelijkheid voor Gods aangezicht bestaat, waarin alleen zij opgenomen worden die door de genade van de aanneming kinderen van God en door de heiliging van de Geest ware lidmaten van Christus zijn. Daaronder zijn dan niet alleen de heiligen begrepen die op de aarde wonen, maar alle uitverkorenen die er van het begin van de wereld af geweest zijn.’ ‘Vaak wordt met de naam ‘kerk’ echter heel de menigte mensen, verspreid over de wereld, bedoeld die belijdt één God en Christus te vereren, door de doop ingeleid wordt tot het geloof in Hem, door deel te nemen aan het avondmaal de eenheid in de ware leer en de liefde betuigt, een gezamenlijke overtuiging heeft aangaande het Woord van de Heere en met het oog op de prediking daarvan de dienst in stand houdt die door Christus is ingesteld. In deze kerk mengen zich echter zeer veel huichelaars, die niets van Christus bezitten behalve de naam en de uiterlijke schijn; zeer veel eerzuchtigen, hebzuchtigen, afgunstigen, kwaadsprekers en anderen die heel verkeerd leven. Die worden daarin voor een tijd geduld, ofwel omdat zij niet wettig en overtuigend te veroordelen zijn, ofwel omdat de tucht niet altijd zo streng gehandhaafd wordt als wel zou moeten. Het is dus niet alleen noodzakelijk dat we een onzichtbare, alleen voor Gods ogen waarneembare kerk geloven. Maar we hebben ook de opdracht de kerk, zoals zij vanuit het oogpunt van mensen als kerk bezien wordt, hoog te houden en gemeenschapmet haar te onderhouden.’ Ook Luther heeft in dezelfde gedachtelijn de uitspraak gedaan: ‘Waar God woont, daar is de kerk en daar moeten wij zijn.’ Onze belijdenis over de kerk als moeder In onze Nederlandse Geloofsbelijdenis beluisteren we dezelfde

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==