9789033131783

46 2. In Zijn ambten: als Priester, Die Zichzelf tot een offerande opoffert om aan de gerechtigheid genoegdoening te geven; als Profeet, door Wiens kennis Hij velen rechtvaardig maakt; als Koning, Die de machtigen als een roof deelt. 3. In Zijn vernedering, in de oorzaak, het doel, het onderwerp en de eigenschappen van Zijn vernedering, en de oorsprong van alles, namelijk Gods welbehagen (vers 10). 4. Ten slotte wordt Hij beschreven in Zijn verhoging en de uitkomst die Hem beloofd was op al Zijn lijden en vernedering. Ten tweede. Hier wordt het verbond der verlossing beschreven en uiteengezet. 1. In de verschillende partijen van dit verbond, namelijk God en de Middelaar. 2. Als de zaak waarover het verbond gaat, namelijk het zaad dat aan Christus gegeven werd, en wiens ongerechtigheden alle op Hem moesten aanlopen (vers 6). 3. In de wederzijdse verbintenissen van beide Partijen: de Zoon, Die het op Zich nam om Zijn ziel tot een schuldoffer voor de zonde te stellen; de Vader, Die belooft dat de kracht van Zijn offerande en Zijn voldoening zal toegerekend en toegepast worden tot rechtvaardigmaking van zondaars; de voorwaarden of de wijze waarop deze toerekening of toepassing gewerkt wordt, namelijk door Zijn kennis. Dit alles wordt hier duidelijk uiteengezet. Dit is maar een korte schets van de voortreffelijkheid van dit Schriftgedeelte en van de onderdelen die erin zijn. Het bevat de hoofdzaak en het merg van het Evangelie. We zullen het hoofdstuk niet opsplitsen in verschillende gedeeltes, aangezien de dingen die we genoemd hebben in het hoofdstuk dooreen geweven zijn. Het eerste vers is een korte inleiding om ons te leiden tot wat er volgt. De profeet heeft in het vorige hoofdstuk gesproken van Christus als Gods Knecht, Die verhoogd en verheven en zeer hoog zou worden (Jes. 52:13). Voordat hij verdergaat met meer in het bijzonder deze verborgenheid van het Evangelie uit te leggen, roept hij treurend uit: ‘Wie heeft onze prediking geloofd?’ Helaas, wil hij zeggen, hoe goed het nieuws ook is dat we vertellen, er zijn er maar weinig die het van ons willen aannemen, zodanig is de onverschilligheid, ja, de boosheid en hardnekkigheid van de mensen, dat zij het verwerpen. ‘En aan wien is de arm des Heeren geopenbaard?’ Dit wijst de noodzakelijkheid van Gods kracht aan die met de prediking gepaard moet gaan, ja, met de meest levendige inzettingen om die krachtdadig te maken. Hoe weinig mensen zijn er die door Gods kracht overwonnen worden om deze waarheid te gehoorzamen! We zullen nu het eerste gedeelte van dit vers, ‘Wie heeft onze prediking geloofd?’, kort toelichten, en vijf overwegingen bespreken voordat we overgaan tot de leerstellingen. a. Overweeg de inhoud of strekking van deze prediking. Niet elke prediking zonder

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==