9789033131783

5 James Durham Christus gekruist of Het merg van het Evangelie 72 preken over Jesaja 53 DEN HERTOG - HOUTEN

6 Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd (1 Kor. 2:2) O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? (Gal. 3:1). Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid (1 Kor. 1:23). Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor. 5:21). Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt (1 Petr. 2:24). Sacerdos noster a nobis accepit, quod pro nobis offeret; accepit a nobis carnem; in ipsa carne victima pro nobis factus est, holocaustum factus est, sacrificium factus est. Onze Hogepriester heeft van ons aangenomen wat Hij voor ons zou offeren; Hij heeft voor ons het vlees aangenomen; in dat vlees is Hij een slachtoffer voor ons geworden, is Hij een brandoffer geworden, is Hij een offer geworden – Augustinus over Psalm 130 Uitgave in samenwerking met Stichting Gereformeerd Erfgoed. Vertaling: Peter Jan Valk. Oorspronkelijke uitgave: Collected Sermons of James Durham: Christ Crucified: or, The Marrow of the Gospel in 72 Sermons on Isaiah 53. Napthali press/Reformation Heritage Books (2017). © 2022 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3178 3 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

9 Inhoud Verantwoording . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Korte levensbeschrijving James Durham (1622-1658) . . . . . . . . . . . 15 Voorwoord bij de eerste druk van 1683 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Voorwoord bij de Londense uitgave uit 1723 . . . . . . . . . . . . . . . 42 1 - Christus, het onderwerp van de prediking . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 2 - De aanbieding van Christus in de prediking . . . . . . . . . . . . . . . . 56 3 - Het recht en het gebod om te geloven; verschillende soorten geloof . . . 69 4 - Het zaligmakende geloof en de verschillende benamingen ervan . . . . . 79 5 - Verschillende soorten vals geloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 6 - Ingebeeld geloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 7 - De zonde van het ongeloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 8 - Vermaning tot het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 9 - De klacht van leraars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 10 - Oorzaken van ongeloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 11 - Waarom zo weinig mensen hun geloof verdenken . . . . . . . . . . . . . 162 12 - Opwekking tot geloof en zelfbeproeving . . . . . . . . . . . . . . . . . 172 13 - De arm des Heeren aan weinigen geopenbaard . . . . . . . . . . . . . . 188 14 - Zonder de krachtdadige werking van de Geest is er geen geloof en be- kering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204 15 - Het geloof en de bekering volgen noodzakelijk op de krachtdadige wer- king van Gods genade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218 16 - Raadgevingen aan ongelovigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231 17 - Christus’ menswording en vernedering . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246 18 - Verachting van Christus de voorname reden van het ongeloof . . . . . . 259 19 - Christus heeft de straf op de zonden gedragen . . . . . . . . . . . . . . 272 20 - Christus heeft alleen voor de uitverkorenen geleden . . . . . . . . . . . 285 21 - Christus is de beloofde Messias en is voor Zijn vijanden gestorven . . . . 297 22 - De hoofdinhoud van het Evangelie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310 23 - Het verbond der verlossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325 24 - Vermaning om tot Christus de Vrijstad te vluchten . . . . . . . . . . . . 340 25 - Wij dwaalden allen als schapen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 353

10 26 - De eigen zonden der uitverkorenen zijn alle op Christus gelegd . . . . . 365 27 - Waarom Christus zoveel geleden heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . 380 28 - Hij deed Zijn mond niet open . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 394 29 - Christus heeft naar de ziel geleden, en heeft voor Gods gericht gestaan . . 407 30 - Christus, Die God en Mens is, is uit de dood opgestaan . . . . . . . . . . 421 31 - Christus is geslagen geweest om de overtreding van Zijn volk (1) . . . . . 435 32 - Christus is geslagen geweest om de overtreding van Zijn volk (2) . . . . . 449 33 - Christus is alleen gestorven voor Zijn volk; de algemene verzoeningsleer weerlegd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 462 34 - Christus is in het graf geweest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 478 35 - Christus is in Zijn lijden heilig en onschuldig geweest. . . . . . . . . . . 490 36 - Heiligheid in de praktijk en rechtzinnigheid in de leer moeten samengaan. Het merg van het Evangelie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 502 37 - Christus gesteld tot een offer voor de zonde . . . . . . . . . . . . . . . . 514 38 - Ware gebruikmaking van Christus’ offerande . . . . . . . . . . . . . . . 526 39 - Christus’ lijden en sterven het eigenlijke offer voor de zonde . . . . . . . 541 40 - Vermaning tot de ware gebruikmaking van Christus’ offerande . . . . . . 553 41 - De voorrechten van het zaad van Christus . . . . . . . . . . . . . . . . . 566 42 - Christus heeft een zaad willen hebben; vermaning om zich met Christus te verenigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 578 43 - God heeft gewild dat Christus een zaad zou hebben; een rechtsgrond om te geloven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 590 44 - Christus’ zware zielenarbeid (1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 600 45 - Christus’ zware zielenarbeid (2). Vermaning om Christus lief te hebben. . 612 46 - Christus’ zware zielenarbeid (3). Vermaningen tot het geloof . . . . . . . 624 47 - Christus zal vrucht op Zijn werk zien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 637 48 - Christus zal verzadigd worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 649 49 - Aansporing om Christus voldoening te geven voor de arbeid van Zijn ziel 660 50 - Christus, de rechtvaardige Knecht van God (1) . . . . . . . . . . . . . . 671 51 - Christus, de rechtvaardige Knecht van God (2) . . . . . . . . . . . . . . 683 52 - Over de rechtvaardigmaking; alle mensen zijn van nature onder het oordeel 695 53 - Rechtvaardigmaking door het geloof alleen . . . . . . . . . . . . . . . . 708 54 - De roomse dwaling ten aanzien van de rechtvaardigmaking . . . . . . . . 722 55 - Dwalingen onder de protestanten. Velen zullen gerechtvaardigd worden . 735 56 - De oorzaken van de rechtvaardigmaking . . . . . . . . . . . . . . . . . 749 57 - De kennis van God en Goddelijke zaken is noodzakelijk . . . . . . . . . 765 58 - De prediking van het Evangelie een noodzakelijk middel tot het geloof; het geloof noodzakelijk tot rechtvaardigmaking . . . . . . . . . . . . . 779

11 59 - Beproeving van het geloof; Christus is het voorname Voorwerp van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 794 60 - Het rechtvaardigend geloof ziet op Christus als Priester. Over de daad en de verzekering van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 807 61 - De rechtvaardigmaking als vrucht van het geloof . . . . . . . . . . . . . 823 62 - Het geloof als de instrumentele oorzaak van de rechtvaardigmaking . . . 834 63 - Christus heeft de ongerechtigheden van de gelovigen gedragen . . . . . . 848 64 - Christus heeft de overwinning behaald en velen tot deelgenoten van Zijn genade en heerlijkheid gemaakt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 863 65 - Christus heeft Zijn ziel uitgestort in de dood, en daarom zal de Vader Hem een deel geven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 877 66 - Christus heeft voor de overtreders gebeden . . . . . . . . . . . . . . . . 890 67 - Christus’ voorbede een troost voor Gods volk; de wijduitgestrektheid van Zijn voorbede (1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 903 68 - Christus’ voorbede een troost voor Gods volk; de wijduitgestrektheid van Zijn voorbede (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 915 69 - De ware gebruikmaking van Christus’ voorbede (1) . . . . . . . . . . . . 928 70 - De ware gebruikmaking van Christus’ voorbede (2) . . . . . . . . . . . . 941 71 - Christus als het Voorwerp van het gebed . . . . . . . . . . . . . . . . . 952 72 - De zonde van het verzuimen om van Christus’ voorbede gebruik te maken; enkele vermaningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 964

45 – 1 – Christus, het onderwerp van de prediking Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des Heeren geopenbaard? Jesaja 53:1 We hopen dat het niet nodig zal zijn om uitgebreid de betekenis van dit hoofdstuk toe te lichten of om u uit te leggen wie de profeet hier bedoelt en over wie hij spreekt. Er werd eens door de kamerling gevraagd toen hij dit hoofdstuk aan het lezen was: ‘Ik bid u, van wien zegt de profeet dit, van zichzelf of van iemand anders?’ (Hand. 8:34). En deze vraag werd zo duidelijk beantwoord door Filippus, die hem uit deze woorden Jezus Christus verkondigde, dat daar nu geen twijfel over hoeft te bestaan. Christenen kunnen ervan verzekerd zijn dat de persoon Jezus Christus en het wezen van het Evangelie hier beknopt beschreven en samengevat worden, als we het volgende in ogenschouw nemen: Als we de inhoud van dit hoofdstuk vergelijken met de vier evangelisten, zien we dat deze zo volkomen en vaak letterlijk op Christus betrekking heeft, dat als iemand maar dit hoofdstuk leest en het met de evangeliën vergelijkt, hij zal merken dat de evangelisten dit hoofdstuk uitleggen en meer volkomen verklaren. Verder is er geen Bijbelgedeelte in het Oude Testament dat zo vaak en zo overtuigend op Christus wordt toegepast als dit hoofdstuk. Er zijn maar weinig verzen in dit hoofdstuk waarvan de evangelisten of apostelen geen gebruik hebben gemaakt om Christus te beschrijven. Als we dan de inhoud van de woorden van dit hoofdstuk beschouwen, dan kunnen we deze opvatten als de hoofdinhoud en het wezen van het Evangelie. Ze bevatten deze twee zaken: 1. Een ware beschrijving en bekendmaking van Jezus Christus. 2. Een uiteenzetting van het verbond der verlossing. Waar deze twee zaken zijn, daar is de hoofdinhoud van het Evangelie; deze twee zaken vinden we in dit hoofdstuk, en daarom is de hoofdinhoud van het Evangelie in dit hoofdstuk te vinden. Want: Ten eerste. Jezus Christus wordt in dit hoofdstuk beschreven. 1. In Zijn Persoon en naturen: als God, Die van eeuwigheid is, en als mens, die in lijden is.

46 2. In Zijn ambten: als Priester, Die Zichzelf tot een offerande opoffert om aan de gerechtigheid genoegdoening te geven; als Profeet, door Wiens kennis Hij velen rechtvaardig maakt; als Koning, Die de machtigen als een roof deelt. 3. In Zijn vernedering, in de oorzaak, het doel, het onderwerp en de eigenschappen van Zijn vernedering, en de oorsprong van alles, namelijk Gods welbehagen (vers 10). 4. Ten slotte wordt Hij beschreven in Zijn verhoging en de uitkomst die Hem beloofd was op al Zijn lijden en vernedering. Ten tweede. Hier wordt het verbond der verlossing beschreven en uiteengezet. 1. In de verschillende partijen van dit verbond, namelijk God en de Middelaar. 2. Als de zaak waarover het verbond gaat, namelijk het zaad dat aan Christus gegeven werd, en wiens ongerechtigheden alle op Hem moesten aanlopen (vers 6). 3. In de wederzijdse verbintenissen van beide Partijen: de Zoon, Die het op Zich nam om Zijn ziel tot een schuldoffer voor de zonde te stellen; de Vader, Die belooft dat de kracht van Zijn offerande en Zijn voldoening zal toegerekend en toegepast worden tot rechtvaardigmaking van zondaars; de voorwaarden of de wijze waarop deze toerekening of toepassing gewerkt wordt, namelijk door Zijn kennis. Dit alles wordt hier duidelijk uiteengezet. Dit is maar een korte schets van de voortreffelijkheid van dit Schriftgedeelte en van de onderdelen die erin zijn. Het bevat de hoofdzaak en het merg van het Evangelie. We zullen het hoofdstuk niet opsplitsen in verschillende gedeeltes, aangezien de dingen die we genoemd hebben in het hoofdstuk dooreen geweven zijn. Het eerste vers is een korte inleiding om ons te leiden tot wat er volgt. De profeet heeft in het vorige hoofdstuk gesproken van Christus als Gods Knecht, Die verhoogd en verheven en zeer hoog zou worden (Jes. 52:13). Voordat hij verdergaat met meer in het bijzonder deze verborgenheid van het Evangelie uit te leggen, roept hij treurend uit: ‘Wie heeft onze prediking geloofd?’ Helaas, wil hij zeggen, hoe goed het nieuws ook is dat we vertellen, er zijn er maar weinig die het van ons willen aannemen, zodanig is de onverschilligheid, ja, de boosheid en hardnekkigheid van de mensen, dat zij het verwerpen. ‘En aan wien is de arm des Heeren geopenbaard?’ Dit wijst de noodzakelijkheid van Gods kracht aan die met de prediking gepaard moet gaan, ja, met de meest levendige inzettingen om die krachtdadig te maken. Hoe weinig mensen zijn er die door Gods kracht overwonnen worden om deze waarheid te gehoorzamen! We zullen nu het eerste gedeelte van dit vers, ‘Wie heeft onze prediking geloofd?’, kort toelichten, en vijf overwegingen bespreken voordat we overgaan tot de leerstellingen. a. Overweeg de inhoud of strekking van deze prediking. Niet elke prediking zonder

47 meer wordt hier bedoeld, maar de prediking van Christus en van het verbond der verlossing en der genade. In de grondtekst staat er: ‘Wie heeft ons gehoor geloofd?’, dat is: ‘Wie heeft geloofd datgene wat we voorgesteld hebben om gehoord te worden?’ Het woord wordt ook wel vertaald met tijding (Dan. 11:44, Eng. vert.) of gerucht (Jer. 51:46). Het zijn tijdingen of geruchten van een lijdende Middelaar, Die Zichzelf stelt tussen God en zondaars. Mogelijk wordt het hier een horen genoemd om de vrijmoedigheid aan te wijzen die de profeet had om dit nieuws te verkondigen. Hij had dit nieuws eerst van God gehoord, en daarna stelt hij het voor aan het volk opdat zij het nieuws zullen horen. b. Bedenk dat de profeet hier over deze prediking niet alleen zelf spreekt, maar in naam van allen die dit Evangelie ooit gepredikt hebben of zullen prediken. Daarom is deze prediking niet in het bijzonder een prediking van Jesaja, maar ze is onze prediking, de prediking van de profeten die vóór en na hemwaren, en van de apostelen en leraars van het Evangelie. c. Overweeg dat Jesaja niet alleen spreekt over de manier waarop deze prediking in zijn eigen tijd ontvangen werd. Maar hij spreekt erover, van tevoren ziende hoe mensen in toekomende tijden zich tegenover de prediking zouden opstellen. Deze tekst wordt daarom in Johannes 12:38 en Romeinen 10:16 aangehaald om aan te wijzen dat het ongeloof van de Joden lang van tevoren door Jesaja voorzegd was. d. Merk op dat wanneer Jesaja klaagt over het gebrek aan geloof in de prediking en de boodschap van het Evangelie, hij niet klaagt over het gebrek aan historisch geloof, alsof het volk in het geheel van Christus niet horen wilde. Maar hij klaagt over het gebrek aan zaligmakend geloof. Daarom wordt er in Johannes 12:37 gezegd: ‘Hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet.’ En in vers 38 worden daar deze profetische woorden van Jesaja toegevoegd als de reden ervan: ‘Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?’ Met het geloof wordt hier bedoeld het zaligmakend geloof, waardoor men in Jezus Christus gelooft, en op Hem rust. e. Merk op dat, hoewel er geen uitdrukkelijke partij genoemd wordt bij wie de profeet zich beklaagt, dit zonder twijfel God geweest is. Daarom wordt er in Johannes 12:38 en Romeinen 10:16, waar deze profetie wordt aangehaald, gezegd: ‘Heere, wie heeft onze prediking geloofd?’ Het is dus de klacht van de profeet dat hij zelf zo weinig vrucht had, en dat de leraars van het Evangelie zo weinig vrucht zouden hebben op de prediking van het Evangelie. Hij treurt en klaagt hierover tot God als over een droevige zaak, dat het Evangelie tot zoveel mensen zou komen, en dat maar zo weinigen onder hen er enig voordeel door zouden verkrijgen, dat er maar zo weinig mensen tot het geloof gebracht en door het Evangelie behouden zouden worden.

48 Hoewel in dit vers maar een paar woorden staan, bevatten ze toch de volgende vier grote zaken, waartoe we ons zullen beperken, om er des te duidelijker over te spreken42: 1. Het grote onderwerp van de prediking en de grote boodschap van de predikers is om Jezus Christus te verkondigen en om de blijde tijdingen over Hem te verbreiden. 2. De grote plicht van de toehoorders – die hier ingesloten wordt – is om deze prediking te geloven, en uit kracht hiervan ertoe gebracht te worden om op Jezus Christus te rusten en te vertrouwen. 3. Het ongeloof is de grote, hoewel algemene zonde van de meerderheid onder de hoorders van het Evangelie. Wie heeft geloofd? Dat betekent: Weinigen hebben het Evangelie geloofd. Het is een zeldzame zaak om iemand aan te treffen die deze prediking gelooft. 4. De reden voor de grote klacht, bedruktheid en droefheid van een oprechte leraar van het Evangelie is dat zijn boodschap niet wordt aangenomen, dat Christus niet aangenomen wordt, dat er niet in Hem geloofd en op Hem gerust wordt. Dit is de grote klacht die leraars hebben over de meerderheid van de mensen. En dit is de grond van hun klacht tot God, dat wat zij ook over Christus voordragen, Hij niet verwelkomd wordt en Zijn Koninkrijk niet voorspoedig is. We zullen nu spreken over het eerste punt, over de strekking van de woorden in onze tekst. We zullen de volgende zes leerstellingen eruit trekken: De bekendmaking van Christus als de blijdste boodschap voor een volk Eerste leerstelling. De eerste leerstelling is een meer algemene lering, dat de openbaring van Christus Jezus en de bekendmaking van Hem de grootste en blijdste boodschap en de uitnemendste prediking is die ooit tot een volk gekomen is of komen kan. Er is geen vergelijkbare zaak die hun kan worden aangezegd en geen vergelijkbare boodschap die zij kunnen horen. Dit is de prediking waar de profeet over spreekt als hij het een uitnemende zaak noemt, een prediking die alle andere predikingen overtreft en te boven gaat. Dit is nieuws dat waard is om door de engelen verkondigd te worden. ‘Zie’, zegt een van hen (Luk. 2:10), ‘ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal.’ Wat is deze boodschap, die met een Zie ingeleid wordt? ‘Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids.’ Dit is de goede boodschap: dat Jezus Christus gekomen is en dat Hij ambtshalve de Zaligmaker is. We zullen hier niet lang bij stilstaan, alleen zeggen wij: 42. Durham behandelt de volgende punten in deze eerste en de volgende elf preken. Punt 1: Preek 1 en 2. Punt 2: Preek 3-5. Punt 3: Preek 6-8. Punt 4: Preek 9-12.

49 (1) We vinden in de volgende woorden43 een korte uiteenzetting van deze blijde boodschap, die duidelijk Christus beschrijft als God en mens in één Persoon, volkomen bekwaam en uitnemend toegerust tot Zijn ambten. (2) De uitnemendheid van het Evangelie is ook duidelijk wanneer we de uitnemende uitwerkingen aanmerken, die door Zijn toerusting tot Zijn ambt worden tot stand gebracht, zoals Zijn voldoening aan Gods rechtvaardigheid, Zijn in vrijheid stellen van de gevangenen, Zijn overwinning over de overheden en machten, Zijn verbreken van de werken van de duivel, enzovoort. Over voortreffelijker werken en uitwerkingen kan er niet gesproken worden. (3) Deze uitnemendheid is ook duidelijk als we zien op Hem van Wie deze prediking komt en in Wiens hart deze tijdingen als het ware zijn geteeld. Zij zijn de uitwerking van Gods eeuwige raad, en als daarom deze prediking gedaan wordt in des Heeren Naam, dan wordt het ook aan Hem geklaagd wanneer het niet uit de hand van de profeet aangenomen wordt. (4) Deze uitnemendheid is ook duidelijk als we op de verborgenheid van deze tijdingen letten. Engelen zouden dit nooit uitgedacht kunnen hebben wanneer deze prediking niet gekomen was. Dit bewijst dat het grote, heerlijke en goede nieuwsberichten en blijde tijdingen zijn, zoals we vinden in het laatste vers van het vorige hoofdstuk: ‘Denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en welke het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan’ (Jes. 52:15). Toepassing van de eerste leerstelling 1. Dit dient om onze harten te doen ontvlammen in liefde tot het Evangelie en om onze hoogachting ervoor op te wekken. De mensen zijn er gedurig op uit om wat nieuws te horen, maar hun begeerte tot dít nieuws is grotendeels afgenomen en vergaan. Maar is er wel nieuws dat nuttiger is dan het Evangelie? Wanneer God aan de mensen nieuws zendt, dan moet het groot nieuws zijn. En dit is het inderdaad. 2. Wees daarom bevreesd om afkerig te zijn van de duidelijke, wezenlijke waarheden van het Evangelie. Als u hier niet eerder van had gehoord, dan zou u mogelijk net als die van Athene de nieuwsgierigheid hebben om daarvan te horen en te spreken (Hand. 17:21). Maar ondanks dat ze zo vaak gehoord of gesproken worden, moesten deze waarheden niet minder overdacht worden. 3. Waardeer daarom des te meer het Evangelie, aangezien dit het wezen van dit goede nieuws en deze blijde tijdingen bevat. En heb des te meer hoogachting voor de Evangelie-inzettingen, waardoor deze goede tijdingen zo vaak verkondigd en aan u uitgelegd worden. 43. Dat wil zeggen: van Jesaja 53.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==