9789033132032

DS. R.A.M. VISSER KOMEN TOT CHRISTUS Bijbelse aspecten over de nodiging van het Evangelie DEN HERTOG - HOUTEN

© 2022 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3203 2 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 Inhoud Ten geleide 7 1. Komen tot Christus 9 Johannes 6:37: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ 2. Genade in het oordeel 23 Jesaja 1:18: ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.’ 3. Christus’ Evangelienodiging 37 Johannes 7:37: ‘En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke.’ 4. Geloof is nodig 52 Hebreeën 11:6: ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Be loner is dergenen die Hem zoeken.’ 5. Gods Woord aan hen die niet tot Christus komen 65 Johannes 5:40: ‘En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.’

6 6. De bloedvloeiende vrouw 79 Markus 5:21-29, 27-29: ‘Deze van Jezus horende, kwam onder de schare van achteren en raakte Zijn kleed aan. Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, ik zal gezond worden. En terstond is de fontein haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam dat zij van die kwaal genezen was.’ 7. Jezus’ kracht geopenbaard 92 Markus 5:34: ‘En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en zijt genezen van deze uw kwaal.’ 8. Gods Woord aan hen die wel tot Christus komen 105 Romeinen 9:16: ‘Zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.’ 9. Christus’ oproep aan vermoeiden en belasten 119 Mattheüs 11:28: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ 10. De dag van de kleine dingen 132 Zacharia 4:10: ‘Want wie veracht den dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbábel; dat zijn de ogen des Heeren, die het ganse land doortrekken.’ 11. De schare die niemand tellen kan 146 Openbaring 7:14: ‘En ik sprak tot hem: Heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.’

7 Ten geleide ‘Het komen tot Christus is een uitgaan van onze geest tot Hem. Het ontstaat uit een diep besef van de volstrekte behoefte die een mens heeft om door Hem gerechtvaardigd en behouden te worden.’ Deze woorden komen we tegen in het bekende boek Komen tot Jezus Christus van de Engelse prediker John Bunyan. In de afgelopen jaren heb ik gemerkt dat er over het komen tot Jezus Christus veel vragen leven onder jongeren en ouderen. Daarom leek het mij goed om daar in een aantal preken dieper op in te gaan. In 2015 heb ik over dit thema een serie preken gehouden in Terneuzen. Zes jaar later heb ik ze opnieuw gehouden in de gemeente van Apeldoorn. Vanuit verschillende teksten uit de Bijbel valt er licht op het genoemde thema. Vanaf deze plaats wil ik Uitgeverij Den Hertog en in het bijzonder redacteur Hans Versloot hartelijk danken voor de prettige samenwerking in het totstandkomen van dit boek. De titel van deze uitgave is ontleend aan Johannes 6:37: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Ik hoop van harte dat de inhoud van dit boek bijdraagt aan een beter verstaan van dit zo belangrijke thema: het komen tot Christus. Bovenal hoop ik dat we allen persoonlijk zullen delen in dit genadewerk van de Drie-enige God. Opdat Zijn Koninkrijk komt en Hij alle eer ontvangt. Apeldoorn, juli 2022 Ds. R.A.M. Visser

9 hoofdstuk 1 Komen tot Christus De tekstwoorden vinden we in het Bijbelgedeelte Johannes 6:22-40. We letten op vers 37: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Het gaat hier over het komen tot Christus. We letten erop aan de hand van de volgende twee aandachtspunten: 1. Gegeven door de Vader - ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen...’ 2. Aangenomen door de Zoon - ‘...en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Wat heeft de Heere Jezus eigenlijk veel bijzondere dingen gedaan tijdens Zijn omwandeling op aarde! Jongeren, zouden jullie enkele dingen kunnen noemen? De Heere Jezus maakte zieke mensen beter. De Heere Jezus maakte gestorven mensen weer levend. De Heere Jezus bestrafte de storm op zee. De Heere Jezus zegende mannen en vrouwen. De Heere Jezus gaf mensen ook te eten. En vaak merkte je dat de Heere Jezus daarna ook heel bijzondere dingen vertélde! Zo is het nu ook hier, in Johannes 6. Er waren namelijk veel mensen naar de Heere Jezus gekomen. Ze zaten in het gras. Maar toen het avond geworden was, hadden ze honger en niemand had eten meegebracht. Behalve één jongen. Die had vijf broden en twee vissen meegenomen. De Heere Jezus heeft toen een wonder gedaan.

10 Hij heeft met maar vijf broden en twee vissen heel veel mensen eten gegeven. Je kunt wel begrijpen dat de mensen daar zelf ook diep van onder de indruk zijn. Ze vertellen het aan andere mensen. En die willen de Heere Jezus dan ook weleens zien. Ze zóéken de Heere Jezus. Intussen varen de discipelen na die bijzondere gebeurtenis van de wonderbare, wonderlijke spijziging over het Meer van Galilea weg. Ze varen naar de omgeving van Kapérnaüm. En de Heere Jezus komt tijdens deze boottocht ook aan boord. Maar het lukt ze niet om wat afstand van de mensen te nemen. De mensen komen hen achterna en ze vinden de discipelen en de Heere Jezus dan ook ergens in de omgeving van Kapérnaüm. Dat moeten we even op ons in laten werken. Al die mensen die op de been gekomen zijn en achter de Heere Jezus aan komen... dat is toch heel mooi? Ik stel me zo voor dat Hij Zelf daar toch ook wel heel blij mee zal zijn geweest. De Heere Jezus neemt de tijd voor hen. Maar in het gesprek dat dan op gang komt, blijkt dat Hij precies begrijpt waarvoor ze gekomen zijn. De Heere Jezus kijkt dwars door hen heen. Lees maar mee, in vers 26: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt.’ Het gaat ze dus niet zozeer om de tekenen van de Heere Jezus, om het Koninkrijk van God waar deze tekenen bij horen. Maar ze willen graag iets bijzonders meemaken. Ze willen ook weleens brood van de Heere Jezus eten. De Heere Jezus zegt er dan achteraan dat ze er beter aan zouden doen om te werken voor dát eten dat níét vergaat. Voor het geestelijk voedsel dus, eten dat blijft tot in eeuwigheid. Die boodschap lijken de mensen niet te begrijpen. Maar de Heere Jezus is geduldig. Hij zegt het in vers 29: ‘Dít is het werk van God, dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft’, in de Heere Jezus dus. En dan gaat de Heere Jezus aan de hand van een heel gewoon voorbeeld uit het dagelijkse leven iets heel belangrijks vertellen

11 over het geestelijke leven, het leven met de Heere. Hij maakt dus gebruik van een bepaalde vorm van beeldspraak. Wat zegt Hij? Luister maar. ‘Mannen en vrouwen, jongens en meisjes, jullie eten elke dag gewoon brood. Dat heb je nodig om te leven. En nu ben Ik het echte en hemelse Brood dat uit de hemel naar beneden gekomen is om mensen hét leven, het ééuwige leven te geven.’ De Heere Jezus is eerst ruim en gunnend naar de mensen die het eigenlijk helemaal niet begrijpen, die er ten diepste zelfs diep afkerig van zijn. Hij wil de mensen iets belangrijks leren. We lezen het in vers 35: ‘En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.’ Waarna Hij ook heel scherp en ontdekkend is, in vers 36: ‘Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.’ Dat laatste zal in het verdere verloop van de geschiedenis nog duidelijker naar voren komen. Dan zal de Heere Jezus namelijk nog meer gaan vertellen van de schuld van ongeloof en de genade van geloof. Dan zal Hij het nog duidelijker vertellen: het is van begin tot eind genáde alleen. En dan zullen er mensen bij de Heere Jezus vandaan gaan. Ze zullen het zeggen: ‘Deze rede is hard, wie kan die horen?’ Wanneer je dat eens op je in laat werken, dan lijkt het eigenlijk zó te zijn dat het werk van de Heere Jezus voor niets is. De mensen zíén wel bijzondere dingen en hóren wel bijzondere dingen, maar het lijkt allemaal vruchteloos te blijven. Misschien herkennen we dat wel in ons eigen leven. Het lijkt vruchteloos, zínloos. Jongelui, je probeert het om vrienden en vriendinnen met de boodschap van de Bijbel te bereiken. Maar je merkt: het ketst af. Ze willen eigenlijk niet. Ouderen, op je werk zoek je biddend naar de juiste tijd en het juiste woord om het goede van de Heere en Zijn dienst door te geven. Woorden en daden probeer je samen te laten gaan, als een richtingwijzer wil je de weg wijzen naar de Heere en Zijn dienst. Maar

12 je merkt het: mensen zijn er in geestelijk opzicht doof en blind voor. Ze wíllen eigenlijk niet. Ouders, wat kan het moeilijk zijn in de opvoeding van kinderen. Want kinderen voeden we in de eerste plaats en vooral op voor de eeuwigheid. Maar je merkt bij het ouder worden: alleen de Heere kan het, mijn zoon en mijn dochter een nieuw hart geven. Broeders kerkenraad, wanneer we de gemeente doorgaan, dan proberen we om met alle gebrek aan onze kant de mensen met de boodschap van de Bijbel te bereiken. In prediking, pastoraat, huis- en ziekenbezoek proberen we de mensen te vertellen dat er een Borg en Zaligmaker is voor mensen die gezondigd hebben. Maar soms moet je met Jesaja uitroepen: ‘Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?’ Wat kan dat ook een worsteling zijn in het wereldwijde werk in Gods Koninkrijk. De Heere wees een weg en gaf een plaats waar we dienstbaar mogen zijn. Je doet wat je kunt om in die taal en binnen die cultuur het Evangelie van genade door de Heere Jezus uit te dragen. Maar je merkt het: harten écht bereiken en levens nieuw maken, is een werk van de Heere alleen! Wat denken we dan? Zou het dan allemaal echt vruchteloos, zinloos, zonder doel zijn? Zullen er eigenlijk wel mensen zijn die tot Christus komen? Wat krijgt tegen de achtergrond van zo’n worsteling de tekst een rijke en diepe gloed van troost en bemoediging in zich! Want tegen de achtergrond van al die mensen toen en nu, die de Heere Jezus niet écht en met hun hárt geloven, laat Hij in onze tekst horen dat het alles niet vruchteloos is. Het heeft wél zin, het heeft wél een doel in zich. Je hoort in de tekst de vastheid en de zekerheid: er zullen mensen zijn die wél tot Christus komen! Want: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen.’ Gegeven door de Vader ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen.’ Gegeven door de Vader, zo heb ik dit tekstgedeelte samengevat.

13 De Heere Jezus vertelt hier van mensen die door God de Vader aan Hem gegeven worden. Jongelui, het is net alsof de Heere Jezus verwijst naar een bepaalde afspraak, een bepaalde samenwerking met God de Vader. Een afspraak, een samenwerking die van de kant van God de Vader onder meer hierin bestaat: om mensen aan de Heere Jezus te geven. Het grondwoord bij ‘geven’ laat zien dat dit geven iets is wat doorgaat in de tegenwoordige tijd, ook vandaag dus. Want het heeft een basis, een begin in het verleden. Daarom, wanneer we weten willen hoe het komt dat God de Vader mensen geeft aan de Heere Jezus, wanneer we weten willen wat de réden is dat God de Vader mensen geeft aan de Heere Jezus, dan moeten we beginnen bij het begín. En dat is in wat wij wel noemen ‘de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid’, de tijd van vóór de schepping. Want toen is er om zo te zeggen een overleg geweest tussen God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Wij zeggen ook wel: er werd toen een verbond gemaakt, het genadeverbond. De vraag kwam daarin aan de orde hoe mensen zalig kunnen worden ná de zondeval in het paradijs. Hoe zullen mensen, die zich de eeuwige dóód waardig hebben gemaakt, eeuwig leven? Op wat voor manier zal dat ooit kunnen, dat mensen weer kind van God worden? Want we weten het uit de Bijbel en uit de Catechismus: God is de rechtvaardige en heilige God in de hemel, en wij zijn daarentegen nietige en schuldige mensen op aarde. En dan weten we wat dat betekent. Omdat God rechtvaardig en heilig is, kan Hij niet zomaar met de zonde en met zondige mensen zoals wij omgaan. Dan moet God ons om onze zonden die we geërfd en om onze zonden die we gedaan hebben, door middel van een rechtvaardig oordeel straffen. Want God wil dat aan Zijn gerechtigheid voldaan moet worden, óf door onszelf óf door een ander. Wat is het dan een wonder dat de Heere Jezus van Zijn kant toen de afspraak op Zich genomen heeft om alles te gaan doen wat daarvoor nodig is! Wij zeggen dat weleens met Psalm 40: ‘Toen zeide Ik:

14 Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.’ Daarom is de Heere Jezus méns geworden en Gód gebleven. Daarom werd Hij geboren in Bethlehem. Daarom is Hij gestorven aan het kruis. Daarom heeft Hij alles betaald waar Zijn Vader recht op heeft. Daarom heeft Hij helemaal gehoorzaamd aan alle eisen van de goddelijke wet en de straf gedragen en de schuld betaald. Jongelui, wij zeggen het weleens zó, dat de Heere Jezus het recht van God helemaal heeft betaald. En dat God de Vader daarmee helemaal akkoord is gegaan. Denk even aan een winkel. Je koopt iets, je betaalt waar de winkelier recht op heeft. Dan heb jij op jouw beurt er recht op dat je krijgt wat je gekocht hebt, toch? Zo is het nu ook hier in veel diepere zin. Zo heeft de Heere Jezus, na de betaling van de afgesproken prijs, er ook recht op dat Hij van Zijn Vader krijgt waarvoor Hij betaald heeft. En dat zijn al die mensen die aan de Heere Jezus werden beloofd als belóning op Zijn Middelaarswerk. Waarbij het tenslotte ook zo’n belangrijk werk van de Heilige Geest is om ervoor te zorgen dat al die mensen over wie het gaat, ook écht en met hun hart bij de Heere Jezus zullen gaan horen. De Heilige Geest zal uitgaan namens de Vader en de Zoon, en ervoor zorgen dat mensen die zoals ze geboren zijn niet tot Christus komen, tóch tot Christus zullen komen. Hij zal het toe gaan passen, Hij zal het uit gaan delen in de harten van mensen. Je leest het in Johannes 16 vers 14: ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.’ Wat is het belangrijk om deze dingen een plaats te geven binnen het geheel van wat de Bijbel ervan zegt. Want dan maakt het ons zo klein tegenover de grote God in de hemel! Immers, wij mensen hebben in Adam gezondigd en ons de eeuwige vloek waard gemaakt. Daarom zou God niemand oneerlijk behandelen wanneer

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==