9789033132124

HET GELOOF VAN DE CHRISTEN

De Twaalf Artikelen vanuit de Catechismus uitgelegd DS. G.W.S. MULDER DEN HERTOG - HOUTEN HET GELOOF VAN DE CHRISTEN

© 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3212 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

INHOUD Woord vooraf 1. Het ware geloof 7 2. De inhoud van het geloof 8 3. Het geloof in de Drie-enige God 15 4. Het geloof in God de Vader 22 5. Het geloof in Jezus, Gods Zoon 31 6. Het geloof in Christus 40 7. Gods eniggeboren Zoon 48 8. Onze Heere 58 9. Jezus’ ontvangenis en geboorte 70 10. Die geleden heeft 79 11. Die gekruisigd is 87 12. Gestorven en begraven 92 13. Nedergedaald ter helle 100 14. Opgestaan uit de doden 106 15. Opgevaren ten hemel 114 16. Zittend aan Gods rechterhand 122 17. Hij zal wederkomen 130 18. Ik geloof in de Heilige Geest 135 19. Eén heilige, algemene christelijke Kerk 145 20. De gemeenschap der heiligen 154 21. De vergeving van de zonden 158 22. Wederopstanding des vleses 163 23. Een eeuwig leven 170

7 WOORD VOORAF Het ware geloof is een wonder. Het is een genadegave van God, gewerkt door de Heilige Geest. Het verenigt de ziel op het allernauwst met Christus. Door te geloven ontvangt een mens de enige troost, beide in leven en in sterven. Het ware geloof is noodzakelijk. Geen mens heeft het van zichzelf en wie niet gelooft, kan niet zalig worden. Het ware geloof wordt beproefd. Duivel, wereld en ‘eigen ik’ zitten niet stil om het geloof te hinderen en – als het kon – uit te schakelen. De Zaligmaker heeft tegen Petrus, en daarmee tegen Zijn Kerk, gezegd: ‘Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude’ (Lukas 22:32). Dit boek is ontstaan vanuit een serie preken over de Zondagen 7 tot en met 22. Daarin wordt de apostolische geloofsbelijdenis, ofwel de bekende Twaalf Artikelen, behandeld. Het materiaal van de preken is bewerkt tot hoofdstukken. In de behandeling van de Twaalf Artikelen vanuit de Catechismus gaan we na wat de inhoud van het christelijk geloof is, en wat dat voor de gelovige betekent. Anders gezegd: wat het geloof gelooft en hoe het geloof gelooft. Het is mijn gebed dat de Heere deze praktische en geestelijke uitleg voor jongeren en ouderen tot eeuwige zegen zal stellen. Hartelijk dank aan redacteur Hans Versloot van uitgeverij Den Hertog voor het verzorgen van deze uitgave en de betrokkenheid die hij daarbij aan de dag heeft gelegd. Dank ook aan mijn zus, Bertine van Gurp-Mulder, voor het corrigeren van het manuscript, wat ze in verbondenheid heeft mogen doen. Ridderkerk, februari 2023 Ds. G.W.S. Mulder

8 – 1 – HET WARE GELOOF LEZEN: HEBREEËN 11:1-6 / ZONDAG 7, VR.+ANTW. 20 Als wij meer over het geloof willen weten, kunnen we goed te rade gaan bij Hebreeën 11. Dit is een bekend, ik mag wel zeggen: een beroemd hoofdstuk over de kracht van het geloof. Het begint indrukwekkend: ‘Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet.’ Ons hart is verdorven en onze zintuigen schieten tekort om God te kennen. Maar wonder van genade: God is te kennen door het geloof. Dit geloof is een genadegave, een zeker instrument om Hem te mogen kennen. Noodzaak van het geloof We lezen in vers 6: ‘Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.’ Hier wordt de noodzaak van het geloof heel duidelijk geleerd. Zonder geloof heeft een mens geen behagen bij God, moet God een mens wégdoen. De verhouding tot God is alleen goed als er sprake is van geloof. Geloof heeft dus alles te maken met de verhouding met God. Ja, geloof is noodzakelijk, wil de verhouding tot God goed zijn. Dat wordt ook nog op een andere manier gezegd, in vers 6b. ‘Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.’ Het lijkt wel of God hier de voorwaarde van het geloof stelt. Natuurlijk, iedereen mag tot Hem komen in de weg

9 van het gebed. Maar die komt, moet geloven. Daar heb je het weer. Zonder geloof kan God de mens niet aanzien, ziet God de mens niet tot Hem komen. Het geloof is nodig, wil God de verhouding met de mens herstellen en voor hersteld beschouwen. Hier zien we dat het geloof alles zegt over de verhouding tot God, over de band met God. Die band moet er zijn, en die band noemen wij ‘geloof’. We kijken naar vraag 20 uit de Catechismus: ‘Worden dan alle mensen wederomdoor Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?’ In Zondag 6 is ons de mogelijkheid van zalig worden in Christus aangewezen. In Hem zijn al de beloften vervuld. Om Jezus’ wil is het mogelijk dat een zondaar vrede vindt met God. Wel, zegt de vraagsteller, is het dan zo dat iedereen zalig wordt om Jezus’ wil, zoals ook iedereen verloren gaat vanwege de zonde van Adam? Het is een begrijpelijke vraag die gesteld wordt. Deze vraag is ook hoogst actueel. Denken jullie nu werkelijk dat je de waarheid in pacht hebt? Zou dan God al die mensen die niet in Jezus geloven, voorbijzien? Zou Hij die dan niet zalig maken? Zulke reacties kun je krijgen. En ik kan me voorstellen dat u of jij er zelf ook mee worstelt. Dan vraag je: Hoe kan dat nu toch? Velen geroepen, weinig uitverkoren... Is het dan niet voor iedereen? Heeft Jezus dan niet genoeg geleden? En hoe moet het dan met mij? Ja, die vraag vooral: hoe moet dat met míj? Als het niet voor iedereen is, sta ik er dan ook buiten? Wezenlijke vragen! Het antwoord is bijbels en veelzeggend: ‘Nee, maar alleen degenen die Hem door een waar geloof aannemen.’ ‘Neen zij’, staat er. Dat is wel heel scherp. ‘Maar alleen degenen...’ Daar wordt een grens getrokken. Dezelfde grens die er is tussen Kaïn en Abel (vers 4). Die grens loopt door de gemeente, door onze woonplaats en ook door de wereld. Waarom is dat? Nou, dat leert de praktijk. Er zijn veel mensen die helemaal niet geloven. Zij willen Jezus niet aannemen als hun Zaligmaker. En helaas, dat komt ook voor onder mensen die zich christenen noemen. Zij willen de baas zijn in hun eigen leven. Daarom: ‘Neen zij’. Maar het niet-geloven heeft natuurlijk ook een bijbelse verklaring.

10 De Heere legt daarvoor in Zijn Woord de verantwoordelijkheid bij de mens zelf. Hij heeft gekozen in de zondeval tégen God. Van nature volhardt ieder mens in die keuze. De verklaring van de Heilige Schrift gaat nog dieper. God Zelf heeft besloten de zondige en ongelovige mens in het verderf te laten. Maar deze diepe verklaring maakt ook duidelijk hoe het dan komt dat er tóch zijn die behouden worden, die wél mogen geloven. Dat is vanwege Gods verkiezende liefde. Dat is omdat de Heere Zelf door Zijn Geest het heil in Christus krachtdadig verheerlijkt naar Zijn welbehagen. Naar Zijn vastgemaakt besluit. Hier zien wij dat de bijbelse heilsleer een persóónlijke heilsleer is. Het gaat erom dat wij persoonlijk mogen weten, door het geloof, met God in een verzoende betrekking te zijn hersteld. Persoonlijke verzoening, zó leert de Bijbel dat. In de kerkgeschiedenis is daarover veel strijd geweest. Bij de verzoeningsleer is ook de visie van de álverzoening. En ‘alverzoening’ zegt: Jezus is voor iedereen gestorven en iedereen wordt ook zalig. Natuurlijk zijn er mensen die niet willen. Zij vergissen zich dan per ongeluk of expres. Maar het komt uiteindelijk goed. Mensen die de alverzoening leren, zeggen: Het maakt ook niet uit of je nu in Boeddha gelooft, inMohammed of in Jezus. Het zijn allemaal wegen die leiden tot de hemelpoort. Verder is er ook de algeméne verzoening. Die zegt: Jezus heeft voor íedereen geleden, Hij is voor íedereen gestorven. De zaligheid ligt op jullie állemaal te wachten. En nu hangt het ervan af of jij het aanneemt, of jij het gelooft. De reddingsboot ligt klaar. Het wachten is daarop, dat jij erin stapt. Dit is een dwaling van de remonstranten. Je kunt dat nalezen in hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels. Daar hebben onze vaderen zich krachtig verzet tegen deze leer van de algemene verzoening. Beide visies kunnen een sterk appèl op ons doen. Zo van: God is toch een goede God? Hij wil dat alle mensen in de hemel komen. Nu kun je inderdaad niet aan alle mensen zien dat ze naar de hemel gaan. Maar de mens is echt wel in staat om de goede keus te maken. God is in elk geval zo goed, dat Hij ons dat toevertrouwt. Nee, zo leert de Schrift het niet. De verzoening is niet voor heel de

11 wereld en het is ook niet zo dat God moet afwachten welke mensen uiteindelijk voor de verzoening kiezen. Het is een persóónlijke verzoening. ‘Alzo Hij [de Heere Jezus] de Zijnen die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde’ ( Johannes 13:1). Zie je het: de Zijnen! En op een andere plaats: ‘Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe’ ( Johannes 17:9). De verzoening is een gave van God. Het is genade om Jezus’ wil. Inlijving door een waar geloof Wat wil dat zeggen, ‘door een waar geloof worden ingelijfd’? Eerst valt op dat er sprake is van een waar geloof. Dat wil zeggen: echt en oprecht. Er is dus ook geloof waarvan dit niet geldt. De Heere waarschuwt daartegen op meerdere plaatsen in Zijn Woord. Zo weten we dat er ook een historisch geloof is waardoor een mens gelooft dat de Bijbel wáár is. Het is heel belangrijk dat mensen dát geloven. We zien nu in Nederland om ons heen gebeuren wat er in de samenleving aan de hand is als mensen dat historisch geloof loslaten. Het historisch geloof is enorm belangrijk, maar niet zaligmakend. Want het gaat erom dat wij niet alleen kennen met ons verstánd. Voor de eeuwigheid is dat tekort. Het is een kennen met het hárt! Het is een kennen én vertrouwen. En dan is er ook het wondergeloof. Dan word of ben je christen vanwege al het wonderlijke dat je aanspreekt. Waar mensen soms van in vervoering kunnen raken. Maar men blijft leeg van God en leeg van Christus. Er is ook een tijdgeloof. Mensen zijn heel enthousiast, heel emotioneel betrokken. Maar het tijdgeloof – het woord zegt het al – gaat voorbij, omdat het geen wortel heeft in het leven. Er is dus veel geloof dat zich op de Bijbel beroept, maar toch niet oprecht is. Al deze soorten geloof kom je juist tegen onder christenen. Dat is verwarrend. Maar het is dus waar God in Zijn Woord ons waarschuwende voorbeelden van geeft. Denk aan Izak en zijn broer Ismaël. En aan Judas onder de discipelen van de Heere Jezus. Hoe is dat bij u, jou en mij? Let erop dat het in het ware geloof niet gaat

12 om onze overtuiging of ons gevoel. In het ware geloof gaat het om onze verhouding tot Gód. Voor Hem kan ik alleen bestaan door dát ware geloof. In dit oprechte geloof gaat het over ‘wórden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen’. Eerst staat er: ‘worden ingelijfd’, dat is passief. Daar doet een mens niet aan toe of aan af. Dat doet God. Hij lijft in Christus in. Van nature leeft een mens zonder God en zonder Christus, is hij dood door de misdaden en de zonden. Maar nu komt God en Hij wekt de zondaar tot leven. Hij doet dat door hem af te snijden van de oude Adamswortel en Christus in te lijven. Zo komt de dode ziel tot leven. Zo gaat het leven van Jezus vrucht dragen, ook in deze mens. Ziet u dat verzoening van God uitgaat? En dat ze persoonlijk is? De Heere werkt dit wonder door Zijn Woord en Geest. Hij doet dit met onweerstaanbare kracht. Zo spreekt Hij door Zijn Woord tot de mens. Denk maar aan Lydia in Handelingen 16. De Heere opende haar hart! Zo lijft God in Christus in, zo legt Hij de band van het geloof. We noemen dit de levendmaking of wedergeboorte; de eerste bekering, als God een mens een nieuw hart geeft. Dit wonder is onmisbaar voor de echtheid van het geloof. God alleen kan iemand maken tot een levend lidmaat van Christus. De band die wij zelf met Christus leggen, geeft geen werkelijke eenheid met Hem en houdt geen stand in de branding van leven en dood. Jezus heeft het gezegd: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit de Geest geboren is, dat is geest’ ( Johannes 3:5, 6). Daadwerkelijk geloven ‘Al Zijn weldaden aannemen’. Het slot van het antwoord is niet passief, maar actief. Als de band met Christus wordt gelegd, de weg naar God weer openligt, dan mag de zondaar die weg ook bewandelen. Iemand die door het geloof Christus is ingelijfd, bij wie het hart geopend is als bij Lydia, die gaat zelf ook daadwerkelijk geloven

13 (Dordtse Leerregels III/IV:12). ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme’ (Efeze 2:8, 9). Wat wordt bedoeld met de weldaden van Christus? Dat zijn alle zaligmakende gaven die Hij voor Zijn kinderen heeft verworven. Wie het ware geloof heeft, zal deze gaven aannemen. Dat krijgt zo dus een plaats in het leven. Laten we er enkele noemen. Als eerste noemen we ootmoed. Dat betekent dat het hart vernederd wordt voor God en de naaste. We noemen de liefde. Wat krijg je de Heere lief; je hart wordt vervuld met heilige liefdesachting voor de Heere Jezus en de Heilige Geest. En je gaat je naaste liefhebben als jezelf. We noemen ook schuldbesef. Door het ware geloof aanvaardt een zondaar het scherpe oordeel van de Wet. Een mens zonder God leeft eraan voorbij. Een godsdienstig mens beeldt zich in dat het zal meevallen. Maar de waar gelovige mag gaan aanvaarden dat hij tijdelijke en eeuwige straffen heeft verdiend. In deze benauwdheid en droefenis trekt de hoop naar de Heere toe. Door het ware geloof wordt ook deze weldaad van Christus aangenomen. ‘En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons is gegeven’ (Romeinen 5:5). Mag u of jij door genade delen in dit ware geloof? Hoe nodig is de geloofsvereniging met Christus. Zonder dit wonder van Gods genade zijn en blijven we in de dood. Aangrijpend is deze werkelijkheid van ons leven! Van nature zijn we nu geestelijk en straks eeuwig van God gescheiden. Maar zie wat Gods genade doet: Hij maakt geestelijk doden levend. Hij laat doven Zijn stem horen en geeft blinden zicht op Wie Hij is. Een mensenhart dat zo hard is als een steen doet Hij smelten voor Zijn heerlijke majesteit. Dit is Gods genadewerk. U kunt er wel in onbekeerlijkheid aan voorbijgaan. In ongeloof kunt u zichzelf handhaven. Maar dat zal tot uw eeuwige schade zijn. Siert de praktijk van het ware geloof uw leven? Hoe krachtig zijn de weldaden van Christus! Ze werken de droefheid naar God in het hart. Dit heimwee doet de zonde hartelijk bewenen en verlaten; zo volgt er een onberouwelijke bekering. Deze weldaden doen de zon-

14 daar zijn Rechter om genade smeken. Hoe rechtvaardig Gods straf ook is, Zijn liefde wint in om voor de Heere te buigen. Hoe lieflijk zijn deze weldaden! Ze getuigen van Jezus’ ontferming. In Zijn lijden en sterven heeft Hij gerechtigheid aangebracht, zodat een schuldige zondaar voor God kan bestaan. Hij heeft heiligheid verworven, zodat de zondaren vernieuwd worden en mogen leven in toewijding aan God en hun naaste. Ja, deze weldaden zijn lieflijk. Want Jezus is een gewillige Zaligmaker; Hij nodigt om van Zijn schatten en gaven gebruik te maken. Zijn Geest neemt ze uit Hem en doet ontledigde zondaren erin delen. Ruik deze liefdegeur. Ze moet elk tot liefde nopen. Dit is het geloof dat niets van zichzelf, maar alles van de Drie-enige God verwacht. Zonder dit geloof is het onmogelijk Gode te behagen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==